Zodra Lars kon lopen had hij al oren naar de bal. Wat ooit begon met een zachte Nijntjebal is nu een professionele Derbystar, de Bumba sloffen hebben plaats gemaakt voor een paar Adidas wondersloffen en ook het tenue is continue aan verandering onderhevig. Barcelona shirtjes en broekjes zijn vanzelfsprekend favoriet, met name nummer 10. Hetgeen zo nu en dan een flinke strijd oplevert. ‘Ik ben Messi!’ ‘Nee, ik!’
Het is overweldigend en trotsmakend te ervaren met welk plezier hij met zijn vriendjes de wei in huppelt of met zijn vader en broertjes het schoolpleintje op rent.
Toen Lars een jaar of twee was, schoot hij de eerder genoemde Nijntjebal met een dropkick in mijn handen, nu vier jaar later mag hij furore gaan maken in de F12.
Vanuit de Champions League, de pupillen voor de F, is een negental jongens geselecteerd die nu al de stap naar de F’jes mogen maken. Dit betekent overigens ook dat er twee maal per week getraind moet worden. Maandag- en woensdagmiddag dienen pa of ma de jongens keurig op tijd af te leveren. De wedstrijden worden zondagochtend afgewerkt, gelukkig ‘pas’ om 9.00 uur.
De jongens krijgen zelfs huiswerk mee, deze week stond de schaar naar binnen én de schaar naar buiten op de agenda. Tevens dient een strak dieet te worden gevolgd en moeten de heren op tijd hun mand in! Dat laatste is natuurlijk niet waar, maar zou mij niets verbazen gezien de professionaliteit waarmee er door de trainers gehandeld wordt.
Ook kregen de jongens op hun eerste training een rijk gevulde sporttas van de sponsor. De gevulde envelop van Robert ten Brink is er niets bij.
Zo trots als papa langs de kant staat te blauwbekken, zo trots werd bij thuiskomst de spiksplinternieuwe sporttas geshowd en geopend. Het beeld wanneer Vincent Vega de aktetas in Pulpfiction opengooit en er een goudgelig licht uit tevoorschijn komt, kwam plotsklaps in mij op toen ik Lars zijn nieuwe sporttas zag openen.
Natuurlijk moest direct het gehele tenue worden aangetrokken. Goed voorbeeld doet goed volgen en in negen Utrechtse huiskamers stonden, met dampende pannen op de achtergrond, negen jochies in hun nieuwe wedstrijdtenue te glimmen van trots.
De eerste wedstrijd. 7-3 verlies. Jammer maar helaas? Welnee!
Ondanks de geflatteerde nederlaag viel mij een aantal zaken op. Deze deden mij meer dan goed en stemden mij zeer tevree. De eerste helft verloren de onzen met 5-0, je merkte dat de kleine giganten echt aan elkaar moesten wennen en ook de grootte van het veld was anders dan zij gewend waren. Maar zelfs bij de 5-0 lieten ze de koppies niet hangen, werd er nimmer op elkaar gefoeterd, noch werd de trainer de laan uitgestuurd, evenmin bij de 6-0 en de 7-0. Sterker nog, bij de 7-1 rende de keeper helemaal naar voren om de doelpuntenmaker te knuffelen, op de schouders te nemen en met het hele team over het veld te hossen. Het winnen van de wereldcup kent een mindere beleving. De 7-2 alsmede de 7-3 kenden hetzelfde ritueel. Ook de ouders langs de kant zetten nog net de polonaise niet in, maar het scheelde bar weinig.
Dat er na de gewonnen tweede helft, 3-2, ook nog eens werd gewonnen met het penaltyschieten, hitste het feestgedruis alleen maar verder op. Dat wordt wat als de boys straks echt wedstrijden gaan winnen, kampioen worden en wellicht ooit met ‘De cup met de grote oren’ in handen staan.