Zodra Lars kon lopen had hij al oren naar de bal. Wat ooit begon met een zachte Nijntjebal is nu een professionele Derbystar, de Bumba sloffen hebben plaats gemaakt voor een paar Adidas wondersloffen en ook het tenue is continue aan verandering onderhevig. Barcelona shirtjes en broekjes zijn vanzelfsprekend favoriet, met name nummer 10. Hetgeen zo nu en dan een flinke strijd oplevert. ‘Ik ben Messi!’ ‘Nee, ik!’

Het is overweldigend en trotsmakend te ervaren met welk plezier hij met zijn vriendjes de wei in huppelt of met zijn vader en broertjes het schoolpleintje op rent.
Toen Lars een jaar of twee was, schoot hij de eerder genoemde Nijntjebal met een dropkick in mijn handen, nu vier jaar later mag hij furore gaan maken in de F12.

Vanuit de Champions League, de pupillen voor de F, is een negental jongens geselecteerd die nu al de stap naar de F’jes mogen maken. Dit betekent overigens ook dat er twee maal per week getraind moet worden. Maandag- en woensdagmiddag dienen pa of ma de jongens keurig op tijd af te leveren. De wedstrijden worden zondagochtend afgewerkt, gelukkig ‘pas’ om 9.00 uur. 

De jongens krijgen zelfs huiswerk mee, deze week stond de schaar naar binnen én de schaar naar buiten op de agenda. Tevens dient een strak dieet te worden gevolgd en moeten de heren op tijd hun mand in! Dat laatste is natuurlijk niet waar, maar zou mij niets verbazen gezien de professionaliteit waarmee er door de trainers gehandeld wordt.

Ook kregen de jongens op hun eerste training een rijk gevulde sporttas van de sponsor. De gevulde envelop van Robert ten Brink is er niets bij.

Zo trots als papa langs de kant staat te blauwbekken, zo trots werd bij thuiskomst de spiksplinternieuwe sporttas geshowd en geopend. Het beeld wanneer Vincent Vega de aktetas in Pulpfiction opengooit en er een goudgelig licht uit tevoorschijn komt, kwam plotsklaps in mij op toen ik Lars zijn nieuwe sporttas zag openen.

Natuurlijk moest direct het gehele tenue worden aangetrokken. Goed voorbeeld doet goed volgen en in negen Utrechtse huiskamers stonden, met dampende pannen op de achtergrond, negen jochies in hun nieuwe wedstrijdtenue te glimmen van trots.

De eerste wedstrijd. 7-3 verlies. Jammer maar helaas? Welnee!

Ondanks de geflatteerde nederlaag viel mij een aantal zaken op. Deze deden mij meer dan goed en stemden mij zeer tevree. De eerste helft verloren de onzen met 5-0, je merkte dat de kleine giganten echt aan elkaar moesten wennen en ook de grootte van het veld was anders dan zij gewend waren. Maar zelfs bij de 5-0 lieten ze de koppies niet hangen, werd er nimmer op elkaar gefoeterd, noch werd de trainer de laan uitgestuurd, evenmin bij de 6-0 en de 7-0. Sterker nog, bij de 7-1 rende de keeper helemaal naar voren om de doelpuntenmaker te knuffelen, op de schouders te nemen en met het hele team over het veld te hossen. Het winnen van de wereldcup kent een mindere beleving. De 7-2 alsmede de 7-3 kenden hetzelfde ritueel. Ook de ouders langs de kant zetten nog net de polonaise niet in, maar het scheelde bar weinig.

Dat er na de gewonnen tweede helft, 3-2, ook nog eens werd gewonnen met het penaltyschieten, hitste het feestgedruis alleen maar verder op. Dat wordt wat als de boys straks echt wedstrijden gaan winnen, kampioen worden en wellicht ooit met ‘De cup met de grote oren’ in handen staan.

Zongebruind en goed gehumeurd zitten we in de volgeladen Volvo. Moeders hanteert zoals gewoonlijk het stuur. Ik zorg vanuit een opgevouwen positie op de achterbank voor de versnaperingen. Drie jongens zitten als drie gebochelden van de Notre-Dame zowat in hun telefoon.  

Plankgas gaan we niet, onze volgeladen aanhangwagen met vijf fietsen daar bovenop laat dit helaas niet toe. 

Ik mijmer wat weg en denk terug aan de heerlijke weken die we al gehad hebben en laat mijn gedachten gaan over wat we nog kunnen verwachten. Onze volgende en laatste stop is een camping aan de Loire. Kastelen, prachtige fietspaden en als het goed is het weer van de afgelopen tijd. Warm. Heet. Gloeiend.  

Hard getoeter wekt mij bruut uit mijn overpeinzingen. Behoorlijk naïef zwaai ik naar de mensen in de passerende auto. Zij zwaaien echter niet terug, maar wijzen met enige paniek naar achteren.  

Oh, denk ik, het zeil dat over het karretje is gespannen zal wel wat los zijn geraakt. Niets om ons zorgen over te maken.  

Een volgende auto passeert. Weer getoeter. Geen gezwaai. Wel weer het wijzen naar achteren.  

Wat maken die mensen zich toch druk over zo’n stukje losgeraakt zeil, denk ik bijna hardop. Onze chauffeuse denkt er ook het zijne van en geeft te kennen dat we de eerste de beste P eraf moeten.  

Uiteraard word je, als je zo’n naar pis meurende parkeerplaats niet nodig hebt, doodgegooid met dergelijke rustplaatsen, heb je er daadwerkelijk een snel nodig? 

Na twintig lange minuten en nog zeker zeven toeterende auto’s en wijzende personen, hebben we dan werkelijk een parkeerplaats te pakken. Ik loop om de auto heen en zie inderdaad dat er een klein hoekje van het zeil is losgeraakt. ‘Wat kunnen mensen zich toch aanstellen,’ zeg ik terwijl ik het stukje plastic aan de rest van gezin laat zien. Maar als ik even verder om het wagentje heenloop zie ik tot mijn schrik dat er toch voor iets anders getoeterd en gewezen is.  

Platte band. De linker band is aan één kant helemaal versleten en volledig plat. Met mijn goede gedrag ga ik met de krik uit de Volvo aan de slag. Spijtig genoeg is de onderkant van de aanhangwagen veel hoger dan de onderkant van de auto en is het karretje nog lang niet ver genoeg omhoog getild wanneer de krik al wel volledig is uitgedraaid. Lekker dan. Met een steen eronder krijg ik het uiteindelijk voor elkaar om de wagen ver genoeg op te tillen en de lekke band te verwijderen. 

Nu de nieuwe band erop. Helaas is een hard opgepompte band veel voluptueuzer dan een lekke band. Maar de krik kan gewoonweg niet verder omhoog.  

Gelukkig heb ik mijn verjaardagscadeau meegenomen. Niet het stel sokken. Wel een Makita accupomp. Hier kan je zelfs autobanden mee oppompen. Met een takje laat ik de goede harde band helemaal leeglopen en nu kan ik de band er redelijk gemakkelijk omheen leggen. Even pompen en klaar. Trots als een pauw sla ik het stof van mijn broek, alleen had ik niet aan het smeer aan mijn handen gedacht. Maar zelfs dat zit mijn trotse gevoel niet in de weg.  

We kunnen weer op reis.  

Een paar uur later dan gepland komen we bij de camping aan. De luchtbel was al redelijk doorgeprikt, maar bij het aanschouwen van deze Duitse bejaarden weide, zakt ons de moed volledig in de schoenen. Dan kijken we voor de zekerheid nog even op de weer-app en zien dat het morgen gaat hozen.

Dit wordt ‘m niet.

We besluiten na een overleg van ongeveer 7 seconden dat we morgen verder reizen.  

De volgende dag rijden we vol goede moed verder naar het noorden. Naar huis. 

Als je eenmaal de beslissing hebt genomen, heb je ook wel weer zin om naar huis te gaan.  

Helaas. Weer getoeter. Weer het wijzen. 

Déjà vu. 

Parkeerplaats op. Lekke band aan de andere kant. Alleen daar stopt de déjà vu. We hebben geen reserveband meer.  

Bellen met de Volvo-service. Binnen dertig minuten staat er een gele laadwagen om af te voeren naar de eerste de beste garage.  

Helaas.

Het is zondag en maandag 15 augustus is het nationale feestdag in Frankrijk. Alles is dus gesloten. Ja, ook alle garages.  

Het eerste de beste hotel in een dorpje waar je anders nooit van je leven zou komen, is een klein stukje paradijs op aarde. Privézwembad, fantastisch ontbijtbuffet, heerlijke wijnen. Elk nadeel heb z’n voordeel.  

Uiteindelijk kunnen we woensdagochtend met twee nieuwe banden onze terugreis voortzetten. Bij het afrekenen zien we dat we in de drie dagen hotel bijna net zoveel hebben uitgegeven als in drie weken kamperen.  

Voor het eerst van mijn leven gaan we op een zonvakantie, volledig georganiseerd door Sunweb.

Nu doet deze eerste zin vermoeden dat het eiland Kos dan ook de volledige week overgoten zou zijn met warme lentezon. Bij het landen wordt echter vanuit de cockpit al aangegeven dat het wat bewolkter is dan ze gewend zijn. Femke, de reisleidster van Sunweb, doet er in de touringcar nog een schepje bovenop.

‘Vorige week was het werkelijk fantastisch weer, helaas moeten we nu rekening houden met een harde wind en wat hardnekkige bewolking.’ Als jullie verder nog vragen hebben, kijk even in de Sunweb-app of je kan een van ons even aanschieten.’

Onbewust denk ik ‘afschieten’. Want een leugentje om bestwil was hier wel degelijk op zijn plaats geweest.

´Vorige week was het hier werkelijk hondenweer. Jullie hebben echt geluk, want zoals het er nu naar uitziet wordt het fantastisch weer. De bewolking zal waarschijnlijk zo wegtrekken.’

Zo kan het ook.

Het valt eerlijk gezegd nog best mee, maar de zon heeft niet steevast de overhand. Jammer. Op een zonvakantie wil je immers dat de zon schijnt. Als je aardbeientaart bestelt, verwacht je toch ook dat er aardbeien in en op je taartje zitten.

Het gaat enkele dagen redelijk. Zondag is fantastisch, maandag valt dan weer wat tegen. De vooruitzichten voor dinsdag zijn hoopgevend.

Valse hoop zo blijkt.

Juist deze dag is gekozen voor een boottrip langs drie eilanden. Een goed begin is het halve werk.

Een slecht begin…? Keurig op tijd melden wij ons op de afgesproken plek bij Anne en Cedric van Sunweb.

De boot waar we eigenlijk mee zouden gaan varen, vertoont mankementen. Dus zijn we uitgeweken naar een ander schip. Een remake van de boot uit The pirates of the Caribbean. Mijn jongens blij, ik kijk verschrikt om me heen hoeveel mensen er wel niet op deze trip meegaan. Wanneer wij onze plek hebben gevonden, een plastic matrasje op het dek, zijn we klaar voor vertrek. Oh nee, toch niet. Ook hier geen soepel draaiende motor. Driekwartier vertraging omdat er ook hier wat geklust moet worden.

Voordat we ons op onze plastic matrasjes hebben genesteld, wordt ook de muziek getest. Nu werden wij al van vals klinkende muziek voorzien door wat meiden die hun kater proberen weg te zingen. Ik hoop oprecht dat zij zich er beter door voelen, dan is het nog ergens goed voor geweest.

Dan worden ze overstemd door de muziek van de boot. Gelukkig, denk ik nog in eerste instantie.

Maar bij de bekende tonen van Zwemmen in Bacardi lemon, gevolgd door Heb je even voor mij, denk ik bijna met weemoed terug aan het kattengejank van mijn brakke buurvrouwen.

Als ik merk dat ze de muziek niet aan het testen zijn, maar continu op standje teringhard laten staan, besef ik dat de kans dat wij dolfijnen gaan spotten net zo groot is als de kans dat de zon nog gaat schijnen. Die droom kan ik dus laten varen. Wij varen overigens nòg niet.

Eindelijk kiezen we het ruime sop. De ene Nederlandse kraker, wordt afgewisseld met het volgende Carnavalsnummer dat weer wordt opgevolgd door een nummer uit de Skihut top 100.

De luidsprekers op kneiterhard kunnen spijtig genoeg het irritante gehinnik van een Engelse dame, al gaat het woord dame hier niet op, niet overstemmen.

Het waait. Het is bewolkt. Soms zelfs een spat regen. Koud. De zon trekt zich verder en verder terug.

De enige zonnestralen die op mij neerdalen komen kneiterhard uit de boxen waar we onder liggen. Zelfs dit goede nummer van Acda en De Munnik kan ik op deze manier niet waarderen.

Juist op dat moment roept Cedric van Sunweb door de microfoon: ‘Lieve Sunweppers, we zijn bijna op het volgende eiland.’ Ik weet niet of de rilling over mijn rug van de kou komt of van de term Sunweppers.

Op het tweede eiland leggen we aan voor een bezoek aan het sponzenmuseum en een lunch.

Vol chagrijn, met een piep in mijn oren en een stijve nek van het steeds maar hoopvol omhoogkijken loop ik als een mak schaap achter de meute aan. Wat een verschrikking.

In het sponzenmuseum vertelt een mevrouw in steenkolen Engels wat over de sponzen en het duiken naar die sponzen. Ik kijk vreemd op als zelfs dit gebroken Engels vertaald moet worden.

Na een weinig te versmaden lunch volgen alle Sunweppers in een niet al te vrolijke polonaise hun weg naar de boot.

Bij het derde eiland wordt eenieder uitgedaagd om ondanks de kou, wind, regen en bewolking toch een duik te nemen. Mijn drie jongens durven de uitdaging wel aan te gaan. Uiteindelijk blijken dat er toch twee te zijn.

Bibberend en klappertandend komen ze boven. Maar ze hebben het gedaan.

Als beloning wacht hen enkele dagen later een Sunny, een knuffel van Sunweb.

Sunny, een mooi aandenken aan een allesbehalve zonnige dag.

De rookpluimen van pakjesboot 12 zijn nog net in de verte zichtbaar of zoonlief staat al ongeduldig trappelend voor me wanneer nou eindelijk de kerstboom komt.  

  

Pa en moe vinden een weekje rust na de Sinterklaasdrukte wel op zijn plaats, dus wordt er afgesproken het volgende weekend de spar in huis te halen. Vorig jaar is de boom tijdelijk op het balkon gestationeerd, maar door de matige zomer en de zachte winter kan hij nog best een jaartje mee.  

Eerlijk gezegd heeft hij wel wat last van een optrekkende naaldgrens en is een goede toupet nog net niet nodig, maar hij staat. Niet te veel aan hem zitten en de ballen nog voorzichtiger dan anders de boom in slingeren. Vanzelfsprekend laat de oudste telg de eerste bal uit zijn vingers glippen, een zelfgeschilderde jaarbal van oma. Alle Actionballen van €0.12 hangen wel keurig op hun plek, dat dan weer wel.  

  

Inmiddels staat de kerstelpee van Bing Crosby te kraken op de achtergrond. Alleen als we de plaat op de ‘Donald Duck-stand’ zetten, het hoogste aantal toeren, is het voor mij nog enigszins te doen. De jongens rollen gierend van het lachen over de grond. In een elpee zit in de regel een mooier geluid dan in een cassette, cd of streamingdienst, maar dan moet hij wel ongeschonden en ongevouwen uit de hoes glijden.  

Helaas.  

Sorry Bing.  

Dankbaar wordt er gebruik gemaakt van een cd met  kersthits, en staat iedereen mee te dansen en te zingen. Het meezingen van een vierjarige met anderstalige nummers is een avondvullend programma met als klapstuk: Feliz Navidad, dat door onze kerstbengel snoeihard wordt mee geblèrd als:   

  

‘Verlies Maria, lalalala, Verlies Maria…’ 

  

Wanneer de boom keurig is versierd, er weliswaar bijna meer naalden op de grond liggen dan dat er in de boom hangen, moeten er voorbereidingen worden getroffen voor het kerstdiner op school. Alle kinderen uit de klas moeten iets lekkers meenemen en wij hebben besloten gezonde rauwkost en zelfgemaakte gehaktballetjes mee te brengen. De oudste besluit met de jongste te gaan spelen en onze kerstbengel helpt mij mee met ballen draaien.   

  

Na een minuut of wat stoot hij mij aan en met een vluchtige, maar welgemikte knik richting zijn broers fluistert hij mij vertederend in het oor:   

  

Wat zijn ze lief aan het spelen hè.’   

  

Even later gevolgd door de even moederlijke woorden:   

  

‘En zo lekker rustig ook.’   

  

Hikkend van de slappe lach draai ik verder tot de 74 balletjes in de juiste vorm zijn gekneed.   

  

Op de avond van het kerstdiner staan alle kinderen, ouders, meesters en juffen in hun nette hemd, blouse of avondjurk buiten op het schoolplein. Daar waar er vorig jaar nog werd gedrongen en geduwd om zo dicht mogelijk bij de vuurkorf te staan, staat men nu met klotsende oksels mierzoete en niet te versmaden Glühwein weg te werken. Een loeikoude Desperado, Mojito of anderszins waren meer op hun plek geweest. Het diner is overweldigend, onze ballen gaan als warme broodjes. De laffe warme broodjes zelf, daar is helaas geen bal aan.  

  

Na het overweldigende diner is het tijd voor enkele optredens in de gymzaal. De gymzaal is spijtig genoeg niet omgetoverd tot een winterwonderland, maar tot de warmste sauna van Utrecht en omstreken. Na wat bikram zingen en bikram danspogingen, vult de gymzaal zich met zweetlucht, dancemoves en kerstjingles. Nìls heeft het wereldrecord luchtgitaarspelen werkelijk verpulverd.   

   

Na nog geen vier meter in de bakfiets verandert onze kerstbengel in een kerstengel en valt moe, maar zeker voldaan in een welverdiende slaap. Ook zijn broers kunnen nog nauwelijks de ogen openhouden. Vechtend tegen de slaap, want Lars is als oudste natuurlijk nog lang niet moe, gaan we huiswaarts. Thuis krijg ik pas echt het gelukkigste kerstmoment. Niets geeft een vader een beter gevoel dan zijn kind slapend op de schouder naar zijn bedje te brengen, hem over zijn engelenhaar te aaien en hem de allergelukkigste kerstkus te geven en dan te fluisteren:  

  

‘Vrolijk kerstfeest, lieve jongen.’  

Carnaval 2020. Geen hossende mensenmassa, geen kilometers bier en geen polonaise.

Die kilometers bier zijn toch niet echt van toepassing op de basisschool van mijn jongens. De rest absoluut wel.

Ieder jaar wordt carnaval afgetrapt met een optocht door de buurt, waarbij de grote trom, drums en bekkens het ritme en dus het tempo bepalen. Helaas. Ook de optocht kan dit jaar geen doorgang vinden.

Dit jaar zou carnaval op een ingetogen manier worden gevierd. Ingetogen. Een woord dat allerminst bij carnaval past. Toch weten mijn drie knapen er wat van te maken, sterker nog, er zal flink worden uitgedost.  

De avond ervoor.

De verkleedkist gaat ondersteboven en binnenstebuiten. Na flink graaien, kijken en passen is onze Benjamin er als eerste uit. Een zwart ninjapak, een bivakmuts en bijpassende zwarte Nikes, worden keurig klaargelegd voor de volgende dag. Er wordt nog even sterk getwijfeld of het Samurai zwaard moet/mag worden meegenomen. Voor de zekerheid ligt dit ‘vlijmscherpe’ plastic attribuut, keurig in de schede, bij het stapeltje kleren.

De middelste telg twijfelt. Dat doet hij over alles. Wat wil je op je brood, met wie wil je vanmiddag afspreken, welke schoenen doe je aan? Diep filosofische levensvragen zijn makkelijker beantwoord.

Uiteindelijk is hij eruit. Hij gaat als boef. Nee, geen Zware Jongen in een zwart-wit gestreept gevangenispak. Maar als een echte gangster. Een mouwloos vest, zodat de sleeves met tatoeages goed uitkomen, overigens moesten deze nog wel even met duct-tape worden vast gezet zodat ze niet naar beneden zakken. Daaronder een strakke spijkerbroek en stoere schoenen. Maar de opsmuk maakt het helemaal af. De haren worden strak achterovergekamd, het oogpotlood van moeders doet dienst als tatoeagepistool. Vakkundig wordt er een traantje onder zijn rechterooghoek getekend en ook de spin in de nek mag niet ontbreken, Thug life op zijn vingers completeren de tatoeages. Twee gouden kettingen en een setje handboeien om een pols en deze gangster is er helemaal klaar voor.

Als ik hem op de foto zet, zie ik dat het belangrijkste is vergeten, maar niet door de gangster zelf.

De blik. De wenkbrauwen zakken en er verschijnt een strenge frons op zijn voorhoofd. Nu is hij echt af.

Zijn oudere broer pakt het net even anders aan. De dag ervoor haakte zijn goede vriend nog af, het idee om als meisje verkleed te gaan, leek hem toch niet zo heel erg stoer. Een andere vriend durfde het wel aan om zich net als Lars te tooien in een strakke legging, kort zwart rokje en een blousje uit vergeten tijden. Ook hier doet de opsmuk weer zijn werk. Twee opgeblazen waterballonnen dienen als buste, waar hij maar niet vanaf kan blijven. Een roze pruik en dito zonnebril maken de boel helemaal af. Even is nog getracht om op roze pumps de blits te maken, maar daar waren zijn voetbalbenen toch echt iets te grof voor. Dan maar op sportschoenen, lipjes getuit en de borstjes vooruit.

En zo vertrokken volledig in hun rol en flink uitgedost De Ninja, toch zonder Samurai zwaard, De Gangster en Larissa voor een ingetogen carnavalsfeest.

Op zaterdagochtend gaat bij ons al jarenlang steevast om zeven uur de wekker. Onze jongste telg moet immers, in navolging van zijn broers, een uurtje later in het zwembad liggen.

In de vrieskou stappen wij gebroederlijk op de fiets, de wind snijdt in ons gezicht, de vingers vriezen van onze handen en de gepaste tegenzin is minstens zo stevig als de tegenwind.

Het contrast met de gure kou kan niet groter zijn. Bij aankomst zweet ik al peentjes van het trappen, maar ik begin pas echt te klotsen als we de hal het zwembad binnentreden. Alsof zeven elektrische dekens en een stuk of wat branddekens over ons heen worden getrokken.

Eerst moeten bij Pelle de schoenen en de sokken uit, bij papa moeten er juist blauwe plasticsokken over de schoenen worden getrokken. Alsof ik nog niet genoeg aan heb. Wanneer de blauwe sokken eindelijk min of meer op hun plek zitten, gaan we de kleedkamer binnen. Het is hier nog net even een paar graden warmer, maar om nu alles uit te trekken wetende dat je enkele minuten later de boel weer kan vertrekken, is ook zowat. Dus blijft de jas aan, de wanten gaan wel uit. Het veel te kleine kleedhokje voelt als een derde jas. Na de zoveelste opvlieger zit Pelle in zijn kleren, hij zwemt voor B, dus ondanks de hitte moeten de kleren toch aan. De bel gaat. Pelle gaat. Papa vertrekt.

Aftellen. Nog vier lessen en dan mag je afzwemmen. Nog drie lessen. Nog twee.

Dan vraagt de badjuffrouw na de les of ik even bij haar kan komen. In het zwembad zelf is het onthaal nog warmer dan in de kleedkamer.

Een ernstige blik, een aai over zijn bol, een korte mededeling: Pelle kan nog niet afzwemmen.

Hij redt de zes meter onder water niet. Ook de afstanden die hij moet afleggen, vallen hem zwaar. Gek hè.

Deze teleurstellingen valt ondanks de hitte, koud op ons dak.

We houden vol en voor dat als hij zijn best blijft doen hij binnenkort echt mag afzwemmen.

Het is wellicht de laatste les voor het mogelijke afzwemmen. Ik ben nog zenuwachtiger dan zoonlief zelf. Als ik de bloedhitte weer instap, wenkt de zwemjuf mij. Het is Pelle helaas niet alle keren gelukt om door het gat te zwemmen. De rest gaat hem inmiddels wel goed af. ‘Laat het anders eens aan papa zien?’ vraagt de juf vriendelijk.

Daar gaat het scharminkeltje.

Teentjes over de rand.

Een sprong die op een duik moet lijken. Automatisch houd ik mijn adem ook in. Hij zwemt en zwemt, het gat komt nu echt dichterbij. Dan is hij er doorheen. De badmeester en -juf zijn minstens zo blij als ik. Niets kan op tegen dat trotse bekkie dat boven water komt. De tweede keer lukt het ook, de derde keer is de koek op en komt hij na een meter of vier al boven water. 

De juf geeft aan dat Pelle het nu een paar keer wel en een paar keer niet heeft gehaald. Hij mag zondag afzwemmen, maar als hij het gat dan niet haalt, krijgt hij slechts één herkansing. Poeh. Streng.

De juf verdwijnt even en komt terug met een sticker van een zeepaard. Met sierlijke letters schrijft zij: ‘Voor Pelle, goed gedaan! Drie keer zes meter onder water gezwommen.’ De juf sluit af met drie krullen, een krul voor iedere keer dat het is gelukt.

De sticker wordt gekoesterd. Hij ligt naast zijn bed en meer dan eens wordt de tekst hardop voorgelezen. Op de zondag van het uur U, wordt de sticker de hele morgen meegedragen.

Pelle is verschrikkelijk gespannen.

Alle goede adviezen van zijn twee oudere broers ten spijt. Een klein spanningsbraakje in de wasbak, is niet verzonnen.

Opa, in zomeroutfit, en oma zijn er. Z’n broers zijn er. Papa en mama zijn er. De spanning is nog allerminst weg. De afstanden gaan goed. Dan de zes meter onder water. Een jongen vooraan redt het niet. Pelle wordt, slim genoeg, door de juf in het midden van de rij gezet. Daar gaat hij. Nu voel ik een spanningsbraakje opkomen. Met moeder is het weinig anders.

Weer dat trotse bekkie. Maar nu op vele gezichten!                 

De temperaturen doen Zuid-Spaans aan, dus de vier keer vijf kilometer tijdens de Scholen Avondvierdaagse zijn allesbehalve een straf.  

Vol goede moed en met stevige schoenen beginnen wij donderdagavond voor de laatste maal aan de prachtige vijf kilometer door onze Domstad.

Onderweg kom ik ogen te kort. Aangezien er vele Utrechtse scholen meelopen, is het erg gezellig en minstens zo gemêleerd. Opa’s met een kleinkind aan de hand, een baby die door de oudere zus wordt voortgeduwd, alle scholen met een eigen T-shirt. Prachtig. Enkele types die wij op onze route tegenkomen zijn zelfs documentaire waardig. 

Voor mij met stip op één de vrijwilligers die zorg moeten dragen voor het veilig bewandelen van de paden, lanen en tussendoorweggetjes. Alhoewel de meesten net hun laatste shot puur dan wel methadon soldaat hebben gemaakt, nemen zij hun taak, soms wat lachwekkend, bloedserieus.  

Verbaasd zie ik hoe een dame op leeftijd vrij agressief, vol overtuiging en met ferme fluittoon gesommeerd wordt om te rijden. De lieverd dondert bijna van haar fiets en maakt haastig en bibberend rechtsomkeert. 

Al gaat het handelen van de vrijwilligers soms wat onhandig, toch niets dan lof en veel respect voor deze vrijwilligers voor hun tomeloze en in sommige gevallen tandenloze inzet!

Bij het passeren van een andere school komt er ongevraagd een walm van goedkope shag, suiker- en snoepgoed mijn neus binnen.

Deze weerzinwekkende lucht neem ik maar wat graag voor lief, ik vertraag zelfs de pas om alle tattoos goed van dichtbij te kunnen bekijken. De ene tijger is nog lelijker dan het andere aarsgewei. Ieder zijn smaak.

Ik ben misschien wel een hele saaie lul, aangezien ik geen tatoeage heb. De helft van de plakplaatjes kan ik niet kan zien, omdat ze verdwijnen onder de vele vetrollen die de lichamen rijk zijn. Deze chronische vorm van overgewicht komt spijtig genoeg bij alle leeftijden voor die ons pad kruisen.

Enkele kinderen lopen halverwege de route al zo krom van al het snoep om hun nek, dat zij bij het finishen direct twee maanden plat zouden moeten met een fikse hernia. ‘Gelukkig’ snoepen ze meer dan de helft onderweg al op, zodat ze die ballast tenminste kwijt zijn. Natuurlijk wordt er bij onze wandelaars ook gesnoept en zijn er zelfs enkele tatoeages te zien. Maar niet in zo’n enorme hoeveelheid.

Verbaasd kijk ik in de rondte. Mijn oog valt op een jongedame met een veel te strak truitje, een bratwurst zit losser in zijn velletje. Ik zie direct dat ze te jong is om in blijde verwachting te zijn, echt blij ziet ze er overigens ook niet uit. De overtollige kilo’s op deze leeftijd raak je immers maar zeer moeilijk kwijt. Met een blikje Red Bull in de ene en een zak zuurtjes in de andere loopt zij op moeder af. Arm kind.

Ik bedenk met plotseling dat haar moeder, die mijn kant op kijkt, misschien mijn zoontje juist een arm kind vindt. Welke vader beloont zijn kind nou niet voor deze prestatie?

Toch wat schuldbewust, koop ik bij de finish een ijsje voor hem. Gewoon eentje, dat dan weer wel.

De nacht is kort geweest. Erg kort. Pelle is alweer zes lentes jong en heeft de laatste tijd erg veel last van groeipijnen. De kleine korte pootjes beginnen langzaamaan te transformeren naar wat langere soepstengels.

Dit gaat spijtig genoeg gepaard met veel pijnen, vooral in de nacht. Hevig snikkend zoekt hij dan het warme nest van papa en mama en kruipt tussen ons in. Half slapend worden de kuitjes en scheenbeentjes gemasseerd en wanneer het sinasprilletje gaat werken valt het jonkje eindelijk weer in slaap.

Dat je als ouder vrijwel al je ruimte in moet leveren, je zou bijna denken dat hij al twee meter is, doe met liefde. Het verschil met het kussen en de bedrand is immers nauwelijks merkbaar. Af en toe word ik wakker gemaakt doordat er een klein handje op mijn gezicht wordt gelegd. 

Overigens denk ik dat het vannacht niet alleen de groeispurt is geweest.

Pelle is al groot en wil op zijn eigen fiets naar school. Woensdagmiddag heeft hij heel bij een vriendje vooral veel buiten gespeeld en ook daar is hij op de fiets alleen naar toe gegaan. Vanaf het vriendje is hij helemaal naar Sporting ’70 zijn voetbalclub gefietst. Op het standje koffiemolen om maar enige snelheid te kunnen maken.

Op het voetbalveld is Pelle, net als zijn broers, als een vis in het water. Hij mag dan nog steeds de kleinste zijn, hij heeft goed zicht op het spel, een techniek waar vader jaloers op is en op zijn inzet is nog minder af te rekenen.

Als hij klaar is met zijn training sluit hij aan bij de training van zijn oudere broer. Ook daar geeft hij alles. Die soepstengeltjes hebben heel wat kilometers gemaakt vandaag.

De groeipijn in de benen zal naar alle waarschijnlijkheid hand in hand gaan met wat gewone spierpijn.

Vaak smeer ik zijn beentjes even in met Nivea gezichtscreme, een placebomiddel dat vaak soelaas biedt.

Mocht ook dit niet werken, dan krijgt hij een Sinaasprilletje.

Het beste medicijn is uiteindelijk toch het warme bed van papa en mama.

Dat begin augustus de eerste pepernoten al in de schappen liggen, de Pietendiscussie elk jaar weer veel te veel aandacht opeist en het Sinterklaas kapoentje mij niet alleen de keel uitkomt, à la. Zelfs dat ik de helft van de tijd met een Pietenmuts op moet lopen, kan we weinig deren. 

Maar drie weken met drie zonen/Pieten van twee, vier en zes jaar oud in huis meedoen met de Sinterklaasgekte is ondoenlijk en gun je je ergste vijand niet. Vooral de middelste Piet gaat volledig en dus voor de volle honderd procent op in zijn rol als Piet, excuus Hoofdpiet.  

  

‘Ik heet niet Nìls, ik heet Hoofdpiet!’, krijg ik meer dan eens met gepaste agressie en samen met een handje pepernoten naar mijn hoofd geslingerd.   

  

Iedere dag moeten mijn drie zonen in een Pietenpak dan wel Sinterklaaspak worden gehesen. Dat dit niet drie weken lang iedere dag kan, levert meer dan heftige discussies op.  

Als er dan op gezette tijden toch aan die vraag wordt voldaan, breekt de hel los als niet de juiste maillot of ‘Pietenschoenen’ aanwezig zijn. New Balance schoenen die plots getransformeerd zijn tot Pietenschoenen en derhalve inmiddels met alle andere Sinterklaasspullen kunnen worden opgeborgen. Daar het echte Pietenschoenen betreft kun je die vanzelfsprekend de rest van het jaar echt niet dragen. Lekker dan. 

  

Ook wanneer in de gauwigheid of een tikkeltje expres de roetstrepen zijn vergeten, vliegt het dak, jammer genoeg zonder Sint, van het huis.  

Als de schoen is gezet en Sint heeft besloten een kleine speurtocht in dichtvorm uit te zetten, wordt dit door Nìls, uhhh excuus Hoofdpiet, absoluut niet gewaardeerd. ‘Ik houd niet van brieven!’ Met de armen krampachtig voor zijn borst gekruist zoekt hij stampvoetend een hoek die hem goed Sint…   

  

Ook als de kicksen moeten worden ondergebonden voor de wekelijkse voetbaltraining, kan dit natuurlijk niet zonder Pietenpak. Vader besluit verstandig dat de gewone kleren onder het Pietenpak aanblijven, het is immers jammer de jammer genoeg geen juni.   

Na vijf minuten in de welbekende hoek en tien minuten voor de spiegel komt Hoofdpiet schoorvoetend naar mij toe en geeft me een knuffel met de woorden: ‘Ik wist niet dat het zo mooi zou staan… Sorry, Papa.’ Ik had willen schreeuwen: ‘Ik ben niet papa! Ik ben Sinterklaas!’, maar heb dat niet gedaan en het Pietje maar al te graag in mijn armen gesloten.  

  

Op pakjesavond wisselt Hoofdpiet even van rol met Huispiet. Gewapend met plantenspuit en duizenddingendoekje wordt het hele huis gestoft en worden alle ramen gelapt. Hij gaat zo op in zijn rol dat wanneer hij snurkend tegen de laatste ruit wordt wakkergemaakt en naar bed wordt gestuurd, hij niet te stoppen is en slaapwandelend doorgaat met poetsen.   

  

Ook het Minipietje heeft zo zijn manieren om de man des huizes tot waanzin te drijven. Natuurlijk moet hij net als Hoofdpiet en Stuntpiet zijn Pietenpak aan. Hier blijft het alleen niet bij. Het Zie ginds komt de stoomboot is nogal favoriet bij de Minipiet en hij ziet dan ook graag dat eenieder dit fijne nummer, onder bepaalde dwang: Inge! Inge! Inguuuuhhh! luidkeels meezingt. Tevens weet Minipiet inmiddels hoe YouTube werkt, en vervelender nog, waar de repeat-knop zit… Na 746 keer Sinterklaas kapoentje, begint papa toch echt te schuim(pjes)bekken.    

  

De oudste en de wijste, Stuntpiet, doet graag mee aan de drukte, maar zit vooral zichzelf af en toe in de weg. De wallen tot op zijn ballen geven aan in welke conditie hij verkeert. Toch merk je dat hij echt de wijste is. Hij legt graag uit hoe het zit, hoe de Pieten nu binnenkomen, hoe Sinterklaas wist wat zij op hun verlanglijstje wilden hebben en wat er allemaal bij het Sinterklaasjournaal gebeurt.   

   

De blije Pietenbekkies bij het luiden van de deurbel, het zien van de zak cadeautjes en het openen van de pakjes doen me eerlijk gezegd snakken naar het volgende Sinterklaasfeest. Tja, niets zo veranderlijk als een Piet.  

Het aftellen is begonnen. Zaterdagnacht 10 oktober 2009 rond een uur of vier fluister je zacht dat het volgens jou is begonnen. Vader in spe is direct klaarwakker. Eerst kabbelen de weeën als rustige bosbeekjes voorbij, later op de dag zullen ze veranderen in golven waarbij een surfplank niet zou misstaan.

Gelukkig waarschuwde Sophie je een week daarvoor nog dat je niet meer in een golfslagbad mag komen of in een te ruige zee moet gaan zwemmen, zo wordt duidelijk weergegeven in het boekje ‘Duik in je weeën’.

De rest van de nacht is vrij onrustig, wat overigens een voorbode is voor de dag die volgt.

Die dag is dan ook doorgebracht met het zitten op de bank en het kijken naar ‘Public enemy number one’. De film is meerdere malen onderbroken, omdat er rondjes moeten worden gelopen en er op de rug moet worden geduwd, om de pijn maar iets te verzachten.

Douchen en in bad zijn ook een verademing. Maar hoe verder de dag vordert en de zondag nadert, bieden eerder genoemde oplossingen geen soelaas meer.

Op stel en sprong ben ik nog naar de winkel gefietst om wat avondeten te halen. Hetgeen vervolgens onaangeroerd op tafel is blijven staan.

Het is ook de avond dat de meest onnozele show van de afgelopen decennia wordt uitgezonden: Hole in the wall, waarbij twee bekende Nederlanders, Beau van Ervendoorn en Gerard Joling met een aantal B-artiesten in een glimmend pakje door gaten in een piepschuim muur moesten duiken. Hilarisch… Uit pure armoe en door uitzinnige spanning hier toch maar met een half oog naar zitten kijken.

Rond een uur of negen wordt de verloskundige erbij geroepen. Zij komt, voelt even gaat weer.

Na elven uur komt zij terug en zijn wij rustig naar het ziekenhuis gereden.

Het moment dat de lege MaxiCosi wordt meegenomen in de wetenschap dat daar enkele uren later een klein wezentje in zal liggen, is prachtig maar op hetzelfde moment nog zo onvoorstelbaar.

In het ziekenhuis is een aparte kamer voor ons ingericht. Compleet met badkamer voor mevrouw en bankbed voor meneer.

Eerst nog even ‘heel ontspannen’ in bad gelegen.

Dan is het daadwerkelijke aftellen echt begonnen.

De gynaecoloog wordt er nog bijgehaald om te overleggen of er een verdoving moest worden toegediend. Na kort overleg wordt daartoe besloten. Alleen op het moment dat de beste man met aankomt, zijn ‘we’ inmiddels zover op weg, dat de tanden nu echt even op elkaar moeten en de man de spuit tussen de benen verdwijnt. Na behoorlijk wat bloed, nog meer zweet en tranen van pijn, maar bovenal van geluk wordt om op 11-10-09 4.40 Lars Leever geboren. Zijn koppie was uiteraard om 4.32 al te zien…

De eerste reactie van papa gaat vanzelfsprekend de boeken in. Hem was namelijk niet verteld dat sommige ledematen ietwat afwijken van de normale proportie die je zou verwachten.

‘Jezus, wat een balzak!’

Zijn ogen vallen helemaal uit zijn kassen als hij het ventje, van slechts enkele minuten oud, boven het aankleedkussen wordt gehouden en zijn eerste pasjes zet.

Grootouders, ooms en tantes worden van het heugelijke nieuws op de hoogte gesteld.

Na een bizarre nacht, slechts anderhalf uur slaap, maakt Lars ons wakker met wat zachtjes gekreun.

De opa’s en oma’s zullen later die ochtend komen om het gezin Leever, wat klinkt dat nu nog gek, op te halen. 

Op de weg naar huis, is vader nog wel zo scherp om uit een afvalcontainer een fantastisch oude paal te trekken die goed van pas komt in het huisje op het dakterras. Waar je al niet druk mee bent…

Thuis staat de kersverse tante ons al op te wachten. Oma Brummen heeft een mooie ‘boom’ gekocht waar iedere bezoeker zijn of haar wens voor Lars op een kaartje kan zetten.

De beide ooms komen later op de dag.

Alhoewel we graag iedereen ons wereldwonder willen laten zien, moeten wij op aanraden van Greetje, vrouw van mijn vader, maar nu vooral kraamhulp, rust houden.

Het is fantastisch dat Greetje onze kraamhulp wil en kan zijn.

Je hoort ook wel eens verhalen van een chagrijnige naar shag meurende kraamhulp die je na een minuut of twee al veel liever kwijt dan rijk bent.

De twee dagen die vader vrij kreeg van zijn werk worden goed besteed. Zo wilde de kleine man niet van de tiet, en moest er hals over kop een kolfmachine worden gehaald, alsmede een weegschaal waar het ventje in moest worden gewogen voor het precieze gewicht.

De nood was redelijk aan de kleine man, want al snel wordt duidelijk dat Lars niet helemaal lekker op gewicht komt.

Dit gegeven maakt direct wat opgepropte kraamtranen bij je los.

Gelukkig sterkt het ventje snel aan en kijkt hij met fris verstand en een ondeugende blik de wereld in.

Het voeden blijft toch wat problematisch, Lars doet rustig een uur over een fles, nadat hij eerst kleine beetjes via fingerfeeding binnen kreeg.

Langzamerhand wordt Lars sterker en sterker.

Vooral het douchen met zijn vader was van meet af aan een feest. Nu we ons geen zorgen meer hoeven te maken over zijn gewicht is het wachten op zijn eerste lach, zijn eerste poging tot omrollen, zijn eerste dit en zijn eerste dat.

We zijn inmiddels bijna negen maanden verder, net zo lang als dat Lars in moeders buik de tijd heeft gehad zich klaar te stomen voor zijn entree in deze wereld.

Hoewel hij een paar keer behoorlijk ziek is geweest, mogen we niet anders zeggen dan dat het een verschrikkelijk heerlijk en makkelijk kereltje is.

De ene morgen komt hij om vijf uur, de andere keer blijft hij rustig liggen tot een uur of zeven, het maakt geen verschil. Je hoeft zijn kamer maar binnen te stappen en je ziet een wild headbangend jochie zich wakker lachen voor een nieuwe dag. Direct ben je vergeten dat je nog moe en slaperig bent of dat het ál tien over zes is.

Wanneer je hem oppakt, kruipt hij nog even lekker in je nek. Moeder krijgt dan een paar natte kussen, papa wordt bij het uitdelen van deze klappers overgeslagen, de stoppelbaard prikt.

Elke dag is opstaan een feest, het gaan werken ietwat minder leuk, maar het thuiskomen weer fantastisch.

Aftellen. 11-10-09. Het aftellen is inmiddels optellen. We tellen alle nieuwe dingen op die Lars meemaakt, uithaalt, en beleeft.