Op de route de Soleil kachelt een oude Toyota op de idyllische melodie van Michel Fugains ‘Une belle histoire’. Het glooiende landschap wordt ontsierd door felgekleurde ritsen van auto’s, caravans, campers, vol gestouwde busjes en vouwwagens, alle met dezelfde eindbestemming: de zon.

In de Toyota is het warm, heet. De ramen zijn met enige kracht naar beneden gedraaid daar de geopende ramen voor de enige verkoeling kunnen zorgen. De zinderende zon zorgt er echter voor dat de ‘verfrissende’ lucht die door het geopende raam naar binnen wappert, niets anders is dan een föhn zonder krultang. 

De sfeer is daarentegen opperbest. In de auto ontdekkende we een vrouwelijke en een mannelijke avonturier. Vrouwlief is die morgen voor dag en dauw opgestaan om liters vodka in kleine flesjes Spa Blauw over te gieten om maar geen argwaan te wekken bij haar geheelonthoudende reisgenoot. Deze heeft zelf overigens vol trots zijn doos met principes in de niet al te ruime kofferbak geladen. Dit nam zoveel ruimte in beslag, dat vanmorgen al de eerste pittige woordenwisseling ontstond. Het beloofde die ochtend niet veel goeds. 

Het tegendeel is echter waar. Het reizende duo was de ring van Amsterdam nog niet af of er werd al uit volle borst gezongen. De vrouwelijke bijrijder begon echter veel te vroeg het ´We zijn er bijna, we zijn er bijna´ in te zetten, hetgeen weer enige irritatie opleverde bij de chauffeur. Deze verbeet zich en overstemde dit nummer met het alom bekende ´Waarom nou jij´ van Marco Borsato. 

Zestig Nederlandstalige, vijfentwintig Engelse en anderhalve Franse hits verder reed dit illustere trio al onder Parijs.

Elk ´huwelijk´ wordt getest op de autoweg rond Parijs. Helaas beschikt het met alle respect noeste koekblik op wielen niet over geavanceerde apparatuur als Tomtom of andere gps-systemen. Een hilarisch tafereel deed zich voor en zou niet misstaan in welke slapstick dan ook. De bijrijder is er zeker van dat zij de goede afslag hebben genomen alleen ineens zien ze de Eiffeltoren wel van heel dichtbij. Midden op de Champs Elysées bemoeit de chauffeur zich toch met het lezen van de kaart. Dit doet hij met gepaste agressie en betweterij hetgeen weer enige irritatie oplevert bij de bijrijder. Deze laat zich de Franse kaas niet van het brood eten en houdt de kaart opzettelijk stevig vast, hierdoor moet de chauffeur die de kaart in handen wil krijgen wel een stevig ruk geven… Met verbaasde blik ziet het tweetal hoe de kaart in tweeën, als een vrije vogel in een woeste herfststorm het raam uitvliegt.

Inmiddels kachelt de Toyota verder over de Route de Soleil, ingehaald door vrachtwagens, meterslange caravans, tractoren met mestwagens, etc. De Toyota kan wel harder, maar de chauffeur heeft zo zijn principes. 

Zeven uur later dan gepland bereikt ons reizende circus hun eindbestemming. Vrouwlief snakt naar een Spa Blauw en haar metgezel evenzeer… 

Eerst moet echter de tent worden opgezet. Het is pas goed rusten na gedane arbeid. Tja. De tent opzetten.

Dat er geen instructievideo is meegeleverde vindt onze Spa Blauw lurkende reisgenoot maar onzin. Het in elkaar zetten van een Billy-kast ging nog net, maar deze ´handzame´ bungalowtent is toch andere koek. Droge, taaie en niet te versmaden peperkoek welteverstaan. 

Haar reisgenoot staat misprijzend zijn hoofd te schudden en heeft al contact gemaakt met de buren. Gezamenlijk staan ze grijnzen en laatdunkend de bezigheden te analyseren en komen zij tot de verrassende conclusie dat het zo niet moet. 

Met rood hoofd en stoom uit haar oren smijt zij de sores en de tent incluis stokken van zich af, verzamelt in haastige spoed al haar flessen Spa Blauw en neemt het eerste de beste hotel in de omgeving. 

‘Meldkamer voor de 43.01, er is een melding gemaakt van een mogelijke verhanging in de Piepstraat nummer piep, recht tegenover het Piepplein.’

‘Hier de 43.01. Wij zijn in de buurt, we gaan wel even polshoogte nemen.’

We komen aan bij het opgegeven adres en kijken automatisch omhoog.

Er brandt licht bij het nummer waar we moeten zijn.

We stappen uit en ik nogmaals werp ik de blik omhoog, terwijl mijn collega op zoek gaat naar de man met hond die melding heeft gemaakt. Ik kijk nog eens goed en schrik ik mij helemaal het apenzuur.  

Ik roep mijn collega die de man met hond spijtig genoeg niet heeft kunnen vinden. Ook hij schrikt zich helemaal het apelazarus als hij goed omhoogkijkt.

Voor de zekerheid roept mijn collega al versterking op. Ik bel aan.

Na wat gestommel, doet een jongedame in badjas de deur open. Vrolijk en toch ook enigszins verbaasd vraagt zij of zij ons ergens mee kan helpen.

‘Ben je alleen thuis?’, vraag ik, terwijl ik het beeld boven niet kan matchen met haar voorkomen.

Ze knikt instemmend.

‘Weet je dat zeker?’, vraag ik toch maar voor de zekerheid.

‘Ja, hoe zo dan?’, haar vrolijke blik heeft gedwongen plaats gemaakt voor schrik in haar ogen.

‘Kijk zelf maar.’

Ze knoopt haar ochtendjas wat strakker dicht en loopt op haar roze sloffen een paar stappen naar buiten. Dan kijkt ze omhoog.

Een gesmoorde gil. Een hand voor haar mond.

‘Dat kan helemaal niet,’ stamelt zij. ‘Nee, dat kan echt niet.’

‘Zullen we even gaan kijken?’

‘Oh, dat zou ik wel fijn vinden.’

We gaan een steile en versleten trap op en lopen door haar woonkamer naar de kamer die vanaf de straat zo goed te zien is.

Bij binnenkomst zie ik direct wat er aan de hand is.

Een of andere beunhaas heeft geprobeerd een kledingrek te timmeren. Het rek hangt via een touw uit het plafond met losse planken aan elkaar. Haar lange winterjas heeft ze over het touw gedrapeerd, daarboven hangt aan een haakje een donkerbruine cowboyhoed.

‘Hier de 43.01. Vals alarm.’ (Nu door scrollen naar beneden voor het beeldmateriaal)

Echte lef bestaat niet meer! Hooguit gore lef en nietsontziende schaamteloosheid.

In vroeger tijden bestond er nog lef zoals lef bedoeld is. Een dorpje dat dapper weerstand biedt aan de Romeinen, een moedige ridder die eerzuchtig een draak verslaat, een verzetsstrijder bij wie de inhoud van zijn boekenkast lang niet zo waardevol is als hetgeen daarachter.

Tegenwoordig heb je lef als je in adamskostuum op blind date gaat, als moeilijke eter kotsend van een blaadje sla wanhopig zoekt naar een afvalbak en als uitgekotste Lange rapper uitspraken doet die alle grenzen voorbijschieten. Bovenstaande wordt primetime uitgezonden op televisie, en ja ik heb hiernaar gekeken. Met stomme verbazing. Soms enkele minuten, waarna ik hoofdschuddend verder zap, soms het hele programma tot Astro-tv begint, omdat ik nog steeds als versteend en met opengesperde mond niet kan bevatten wat ik zojuist heb aanschouwd.

Deze schaamteloosheid verbaast mij, schudt mij wakker, maar laat me sporadisch flauwtjes glimlachen.

Een zeer gewaardeerde collega, die nogal op de centen is, komt met een tas van een aansprekend koffiecupjesmerk de ruimte binnengestapt. Ik zeg gekscherend:

‘Zozo, doe maar duur!’

‘Nee joh, juist niet!’

Zonder enige gêne vertelt hij dat hij de cupjes hergebruikt.  Pardon? Ja. Hergebruikt.

Hij en vrouwlief zoeken op de dinsdagavond de keukentafel op en maken de cupjes grondig schoon. Vervolgens worden deze gevuld met, logischerwijs, afgeprijsde koffie. Wel stevig aandrukken! Dan knipt de vrouw des huizes keurig de voorgetekende rondjes van aluminiumfolie. Tenslotte worden de folietjes goed strak over de opnieuw gevulde cupjes getrokken.

Verbijsterd, verbaasd en een diepe zucht maar ook een staande ovatie onderdrukkend, krijg ik met een ferme knipoog het stiekeme advies het ook maar eens te proberen.

Dat is pas echte lef!

Deze echte lef bestaat niet echt meer, gore lef komt helaas steeds vaker voor.

Steekpartijen, overvallen van twaalfjarigen, uit verveling complete wijken slopen en de handhavers met alles wat los maar vooral vast zit bekogelen. Wat een vieze gore lef.

Uit Elisabeth slaap zacht van Acda en de Munnik komt de fantastische strofe: Niet iedereen kan een held zijn, er moeten ook mensen gered. Ik heb echter steeds vaker het gevoel dat er te veel mensen moeten worden gered.

We kunnen gewoonweg niet genoeg lefgozers en lefmeiden leveren om al deze lefaards te redden.

Wij kaaskoppen hebben een nieuwe koning! En hoewel Jan Klaasen en Katrijn bij ondergetekende meer losmaken dan onze nieuwe koning en zijn wederhelft kan ik er niet onderuit even stiekem terug te blikken op de historische troonwisseling.

Na 123 jaar hebben we dus weer een koning. Hoera, hoera, hoera. De drukte die voorafging aan de daadwerkelijke abdicatie is tenenkrommend.

Heel Nederland viel over het Koningslied, struikelde over de boottocht en gleed uit over het fijngesneden jurkje dat Maxima wellicht, eventueel, misschien, wel dan wel niet zou gaan dragen.

De commotie rondom het Koningslied was een soap op zich. Het werd ongevraagd en onbedoeld een karikatuur van zichzelf. Eerst werd John Ewbank beticht van plagiaat, het had immers wel heel veel weg van het in de Here geschreven nummer ‘10.000 reasons to bless the Lord’ van Matt Redman. Tevens leek het ijzersterk op the themes van Shrek en The Last of the Mohicans. Overigens beweerden de bandleden van Surrender dat het Koningslied direct gekopieerd was van hun nummer ‘Bie Heweld’ uit 1997.

De geboorte van het Koningslied gaat echter nog verder terug. Het lied “The Bonnie Banks o’ Loch Lomond” is in de 19e eeuw in Schotland geschreven. Het is in Schotland zo bekend dat een stadion vol voetbalfans jong en oud het uit het hoofd mee kan zingen. Op YouTube zijn er duizenden versies te vinden. Kippenvel, hier wel! Iedereen in de Angelsaksische wereld kent dit lied.
Het lied of eerder de melodie is bijna 200 jaar oud en dus vrij van rechten. Er kan dus geen sprake zijn van plagiaat. Maar jezelf uitgeven voor “componist” van dit lied is wel gedurfd en zeker niet bang. Van het Koningslied werd ik in eerste instantie dus niet al te vrolijk.

Vervolgens plaatste Neerlandicus Wim Daniëls zijn kritische noot bij dit lied tijdens een uitzending van Pauw en Witteman. Hij deed dit met zoveel humor en plaatsvervangende schaamte dat dit optreden een enorme hit werd op YouTube.

Na zoveel kak en ellende over zich heen te hebben gehad hoefde het van John ook niet meer. Hij trok het lied terug. Maar al gauw zag hij in dat je beter met een afzichtelijk cadeau op een verjaardag kan komen aanzetten dan met geen cadeau. ‘De W van Willem’! Arggghhh.

Mijn schoenmaat slonk nog twee maten toen ik langs het concert van Andre Rieu zapte en daar Andre van Duin met zijn, voor sommige mensen, uitermate grappige voorkomen het ‘Bea bedankt, Bea bedankt’ zag inzetten. Tot mijn doofstomme verbazing kreeg hij de 10.000 man mee! Doe mij dan alsjeblieft maar het Koningslied.

Nee, wat betreft koninklijke aangelegenheden blijft het bij mij bij een flesje Royal Club bitterlemon, Koning Voetbal en een, zoals Sumuel L. Jackson het zo mooi kon zeggen in Pulp Fiction, Royal with Cheese.

Het is inmiddels 1.52. Ik lig in bed en kan de slaap niet vatten. Komt het door al die nieuwe indrukken of aan die zeven sloten koffie? Ik weet het niet. Het was overigens wel lekkere koffie. De koffie smaakte juist omdat hij mij met veel vriendelijkheid, interesse en betrokkenheid door mijn collega’s werd geserveerd.

Feit is, dat ik niet kan slapen en met een goede glimlach terugkijk op mijn eerste dagen als werkende man. De glimlach transformeert tot mijn eigen schrik tot een niet te duiden grinnik. Ik als werkende man, ik moet er toch echt nog even aan wennen.

Dat het voor mij wennen is, is eigenlijk helemaal niet zo vreemd. Nu is het voor een student die de stap maakt naar het werkende bestaan sowieso wennen, laat staan in deze tijd. Buiten de paar vriendelijke collega’s met wie ik op de afgesproken anderhalve meter koffie heb gedronken en die mij op diezelfde afstand wegwijs hebben gemaakt, was het pand nagenoeg stil en verlaten. Toch heb ik al een goed beeld gekregen van mijn nieuwe werkplek, een bedrijf waar je wordt uitgedaagd je talenten te benutten en het rondje om de kerk niet in het woordenboek voorkomt. Je krijgt veel sneller verantwoordelijkheid waardoor je leercurve steiler wordt en je zodoende nog meer gemotiveerd raakt je beste beentje voor te zetten.

‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder, La la la la, la la, lalala!’

Ik word ruw gestoord in mijn overpeinzing door een vals lallende student op straat. Geërgerd kijk ik naar de klok. 3.14. Hallo, er moeten ook mensen gewoon werken, hoor ik mezelf haast hardop zuchten. Weer dat onbeduidende gegrinnik. Nu zelfs met een hik, waarbij een weeïge smaak van koffie, bier en tosti ham kaas mee naar boven komt. Alhoewel de tosti’s goed in de smaak vielen, hoop ik oprecht dat eerdaags de kantine haar deuren weer zal openen.

Ineens moet ik terugdenken aan de vreemdste vrijdmibo die in deze tijd juist gangbaar is. De vrijmibo op afstand. Met een drankje voor de webcam en proosten op het weekend. Alhoewel het een borrel op afstand is, voelde het voor mij als een intieme borrel. Ik voelde me direct ‘one of the guys’, zonder hiermee mijn vrouwelijk collegae natuurlijk onrecht aan te willen doen.

Gek genoeg heb ik ondanks het tijdstip alweer zin om op te staan en aan de slag te gaan, wellicht wordt dit gevoel gesterkt door mijn uitzicht. Vanachter mijn bureau kijk ik op de mooiste voetbaltempel op aarde.

In de verte kraait de eerste haan.

‘Goedemiddag, NS-klantenservice, waar kan ik u mee helpen.’

‘Goedemiddag, u spreekt met Thijs Leever. Ik wil graag een abonnement voor de fietsenstalling bij Amsterdam Zuid afsluiten. De afgelopen week heb ik al met minstens acht van uw collega’s contact gehad, maar ik word steeds van het kastje naar de muur gestuurd.’

‘Ach, wat vervelend. Welke muur bedoelt u?’

‘Nee, het gaat om een abonnement bij de fietsenstalling: Zuidplein.’

‘Aha. Ik zie het al. Er schijnt een grote storing te zijn. Ik verbind u even door naar een van mijn collega’s.’

‘Uiteraard. Geen enkel probleem.’

‘Dank u wel meneer Leever, dan wens u ik nog een hele fijne dag.’

‘Ja. Prima. U ook.’

‘Goedemiddag, NS-klantenservice. Ik begrijp van mijn collega dat u problemen ondervindt bij het afsluiten van een abonnement van de fietsenstalling.’

‘Hoe raadt u het. Dat klopt. Als ik naar de kaartgegevens wil gaan, loopt het systeem vast en kom ik niet verder.’

‘Goh wat vervelend. Ik kijk even met u mee.’

‘Wat ontzettend fijn.’

‘Ik zie het al. Uw OV-chipkaart verloopt binnenkort…’

‘Mevrouw, mijn kaart verloopt eind oktober, het is vandaag 3 september, dat vind ik niet binnenkort.’

‘Hm, nee. Maar goed. U kunt daarom geen nieuw abonnement op uw huidige kaart zetten. U dient eerst een nieuwe OV-chipkaart aan te vragen’

‘Oh, nou prima toch, dan wil ik zo snel mogelijk een nieuwe OV-chipkaart aanvragen.’

‘Het spijt me meneer, maar die kunt u pas over twee weken aanvragen.’

‘Sorry?’

‘Dat zijn nu eenmaal de regels meneer. Kan ik u ergens anders nog mee van dienst zijn?’

‘Uh. Hè. Wat?’

‘Dan wens ik u nog een hele fijne dag. Dag, meneer Leever.’

‘Ben ik nou zo slim of zijn jullie nou zo dom!’ De legendarische woede-uitbarsting van Louis van Gaal in 1996.  

Ik moet er in deze moeilijke tijd vaak aan terugdenken.  

Demonstraties tegen het coronabeleid.  

Ik begin gefrustreerd aan mijn tweede schoen te knagen als er weer zendtijd wordt verspild aan een of andere wappie die er heilig van overtuigd is dat Bill Gates achter corona zit. Hij zal ons allemaal via het 5G-netwerk nog verder besmetten met de pest-tyfus-puilen-pokken.  

Ik vind het idee dat zo’n mevrouw een enkel warhoofd besmet met haar ideeën minstens zo eng als corona zelf.  

In veel gevallen gaat het om gekkies die meerdere klappen van de molen hebben gehad en die verder weinig invloed zullen hebben op die enkele mafklapper na.  

Ik moet denken aan Don Quichot. Strijdend ging hij die molens te lijf, omdat hij dacht dat het monsterlijke vijanden waren. Zo zie ik deze complotdenkers ook. Idioten op een hobbelpaard, afstormend op wie of wat de vijand ook moge zijn, om maar een schuldige aan te kunnen wijzen.  

Natuurlijk is iedereen klaar met Corona, maar zoals de campagne en de cijfers duidelijk aangeven, is corona nog lang niet klaar met ons. 

En toch.  

#Ikdoenietmeermee 

Enkele B-C- en voor mij volstrekt onbekende artiesten hebben hun handjes ineengeslagen en als een kleine kinderen stampvoetend gekrijst dat ze niet meer meedoen.  

Waar doen ze dan precies niet meer aan mee?  

Willen ze in polonaise de ic-afdelingen binnen hossen, de conducteur in het gezicht kunnen niezen of hoestend en proestend de vakkenvuller in de weg gaan staan? Kan iemand mij dit uitleggen? 

Gelukkig nam Famke Louise de handschoen op, niet echt aantrekken natuurlijk, want ze doet niet meer mee.  

Famke schoof bij Jinek aan. ’s Middags had ze al met steekhoudende argumenten een verslaggever van Powned op zijn plaats gezet. Oh nee. Ze sloeg de microfoon uit zijn handen.  

Met plaatsvervangende schaamte, gedrenkt in medelijden, maar bovenal met doofstomme verbazing heb ik dit stukje pijnlijke televisie aanschouwd.  

Dat je met je eerste zin, die je nota bene op een papiertje hebt gekrabbeld, je hele optreden kan verpesten. Het is een prestatie: 

‘Ik wil beginnen met dat ik heel veel respect heb voor corona!’  

Die staat, Famke. Goed gedaan. 

Het enge is dat deze jongedame één miljoen trouwe volgers heeft. Het gevaar is dus aanwezig dat zij haar ‘goede’ voorbeeld zullen volgen.  

De andere tafelgasten waren zo lief. Alsof een peutertje een tekening met krassen laat zien en de ouders liefde- en begripvol aangeven dat zij snappen en zien dat dát het huis is en dat die andere krassen papa en mama voorstellen.  

Leg haar het vuur aan de schenen, dacht ik nog. Maar juist door haar zo begrip- en bijna liefdevol tegemoet te treden werd haar optreden steeds pijnlijker.  

Een dag later trokken bijna alle B-C- en voor mij volstrekt onbekende artiesten toch hun keuteltje weer in. Eerst dus proberen een beetje na te denken en anders gewoon even aan je papa of mama vragen.

Ik vond deze opdracht erg leuk om te doen, juist ook omdat ik met werkelijk vreselijk gestoord heb aan hetgeen ik hierboven heb beschreven. Ik hoefde mijn gevoelens niet eens dikker aan te zetten.  

Ik wil nog werken aan mijn oordelende manier van schrijven, al denk ik dat hij in deze blog geaccepteerd is.  

Ik heb deze column net na die afgang van Famke Louise bij Jinek geschreven.

Gisteren zag ik met dezelfde verbouwereerde verbazing hoe er in Den Haag nog even voor het sluiten van de markt, letterlijk in dit geval, een feestje in een grote tent werd gevierd.

Ik had dat graag nog toegevoegd, alleen werd de column dan wel wat te lang. Ongekend wat een idioten.

De zon brandt brutaal voor een zaterdagmiddag eind september 2020. Toch zit ik binnen.

Als sportliefhebber is de Tour de France een terugkerend hoogtepunt in het jaar. Altijd in juli, door corona in september. Voor het eerst sinds eeuwen heeft de winnaar van de Ronde van Frankrijk een Nederlands tintje. Een tintje. Het is dan wel geen Nederlander, maar deze Sloveen rijdt wel mooi voor een Nederlandse ploeg.

Drie weken heeft de kopman van Jumbo-Visma uit de wind gereden. Drie weken lang laat hij al het vuile werk opknappen door zijn superknechten. Drie weken lang heeft hij zijn benen enigszins kunnen sparen voor deze enige tijdrit. Bergop welteverstaan.

De voorsprong op de piepjonge nummer twee Pogacar is ruim, bijna een minuut.

De dozen met speciaal gedrukte shirts voor de overwinningsrit door Parijs staan al drie weken klaar. De champagne voor de zondagmiddag op de fiets staat al koud. Primos heeft zelfs al een afspraak bij de tattooshop om naast het grote kruis op zijn rechterarm zijn overwinning te vereeuwigen in zijn huid.

De nummer twee gaat van start. Armen als spaghettistokjes, benen als staalkabels.

Twee minuten later de nummer één.

Het valt direct op dat de man in het geel scheel op zijn fiets zit. Een banaan op een fiets.

Harkend, hortend en stotend knabbelt hij de kilometers weg.

Pogacar vreet ze op. Fietst hij te hard van stapel? Is zijn gierende start slechts jeugdige onbevangenheid? Op het vlakke stuk is hij al tien seconden ingelopen op de nummer één.

De nummer één kan het ritme niet vinden, de moraal vindt hij wel. Hij kan er alleen niet mee uit de voeten.

Zijn aerodynamische helm zit inmiddels zo scheef op zijn hoofd, dat het eerder tellen kost dan oplevert.

Tadej Pogacar 21 lentes jong wisselt soepel zijn tijdrijdfiets voor een ‘normale’ racefiets en rijdt in een moordend tempo de berg op. Niks geen jeugdige onbevangenheid, gewoon een paar klassen beter.

Op de meet is hij 1.21 sneller dan tijdrijdspecialist Tom Dumoulin. Geel, bolletjes en wit. Net geen kwartet, alleen groen ontbreekt.

Roglic komt groen en geel de finish over. Het geel is hij kwijt.

Geen champagne, geen eeuwige roem en geen nieuwe tattoo.