‘Ben ik nou zo slim of zijn jullie nou zo dom!’ De legendarische woede-uitbarsting van Louis van Gaal in 1996.  

Ik moet er in deze moeilijke tijd vaak aan terugdenken.  

Demonstraties tegen het coronabeleid.  

Ik begin gefrustreerd aan mijn tweede schoen te knagen als er weer zendtijd wordt verspild aan een of andere wappie die er heilig van overtuigd is dat Bill Gates achter corona zit. Hij zal ons allemaal via het 5G-netwerk nog verder besmetten met de pest-tyfus-puilen-pokken.  

Ik vind het idee dat zo’n mevrouw een enkel warhoofd besmet met haar ideeën minstens zo eng als corona zelf.  

In veel gevallen gaat het om gekkies die meerdere klappen van de molen hebben gehad en die verder weinig invloed zullen hebben op die enkele mafklapper na.  

Ik moet denken aan Don Quichot. Strijdend ging hij die molens te lijf, omdat hij dacht dat het monsterlijke vijanden waren. Zo zie ik deze complotdenkers ook. Idioten op een hobbelpaard, afstormend op wie of wat de vijand ook moge zijn, om maar een schuldige aan te kunnen wijzen.  

Natuurlijk is iedereen klaar met Corona, maar zoals de campagne en de cijfers duidelijk aangeven, is corona nog lang niet klaar met ons. 

En toch.  

#Ikdoenietmeermee 

Enkele B-C- en voor mij volstrekt onbekende artiesten hebben hun handjes ineengeslagen en als een kleine kinderen stampvoetend gekrijst dat ze niet meer meedoen.  

Waar doen ze dan precies niet meer aan mee?  

Willen ze in polonaise de ic-afdelingen binnen hossen, de conducteur in het gezicht kunnen niezen of hoestend en proestend de vakkenvuller in de weg gaan staan? Kan iemand mij dit uitleggen? 

Gelukkig nam Famke Louise de handschoen op, niet echt aantrekken natuurlijk, want ze doet niet meer mee.  

Famke schoof bij Jinek aan. ’s Middags had ze al met steekhoudende argumenten een verslaggever van Powned op zijn plaats gezet. Oh nee. Ze sloeg de microfoon uit zijn handen.  

Met plaatsvervangende schaamte, gedrenkt in medelijden, maar bovenal met doofstomme verbazing heb ik dit stukje pijnlijke televisie aanschouwd.  

Dat je met je eerste zin, die je nota bene op een papiertje hebt gekrabbeld, je hele optreden kan verpesten. Het is een prestatie: 

‘Ik wil beginnen met dat ik heel veel respect heb voor corona!’  

Die staat, Famke. Goed gedaan. 

Het enge is dat deze jongedame één miljoen trouwe volgers heeft. Het gevaar is dus aanwezig dat zij haar ‘goede’ voorbeeld zullen volgen.  

De andere tafelgasten waren zo lief. Alsof een peutertje een tekening met krassen laat zien en de ouders liefde- en begripvol aangeven dat zij snappen en zien dat dát het huis is en dat die andere krassen papa en mama voorstellen.  

Leg haar het vuur aan de schenen, dacht ik nog. Maar juist door haar zo begrip- en bijna liefdevol tegemoet te treden werd haar optreden steeds pijnlijker.  

Een dag later trokken bijna alle B-C- en voor mij volstrekt onbekende artiesten toch hun keuteltje weer in. Eerst dus proberen een beetje na te denken en anders gewoon even aan je papa of mama vragen.

Ik vond deze opdracht erg leuk om te doen, juist ook omdat ik met werkelijk vreselijk gestoord heb aan hetgeen ik hierboven heb beschreven. Ik hoefde mijn gevoelens niet eens dikker aan te zetten.  

Ik wil nog werken aan mijn oordelende manier van schrijven, al denk ik dat hij in deze blog geaccepteerd is.  

Ik heb deze column net na die afgang van Famke Louise bij Jinek geschreven.

Gisteren zag ik met dezelfde verbouwereerde verbazing hoe er in Den Haag nog even voor het sluiten van de markt, letterlijk in dit geval, een feestje in een grote tent werd gevierd.

Ik had dat graag nog toegevoegd, alleen werd de column dan wel wat te lang. Ongekend wat een idioten.

De zon brandt brutaal voor een zaterdagmiddag eind september 2020. Toch zit ik binnen.

Als sportliefhebber is de Tour de France een terugkerend hoogtepunt in het jaar. Altijd in juli, door corona in september. Voor het eerst sinds eeuwen heeft de winnaar van de Ronde van Frankrijk een Nederlands tintje. Een tintje. Het is dan wel geen Nederlander, maar deze Sloveen rijdt wel mooi voor een Nederlandse ploeg.

Drie weken heeft de kopman van Jumbo-Visma uit de wind gereden. Drie weken lang laat hij al het vuile werk opknappen door zijn superknechten. Drie weken lang heeft hij zijn benen enigszins kunnen sparen voor deze enige tijdrit. Bergop welteverstaan.

De voorsprong op de piepjonge nummer twee Pogacar is ruim, bijna een minuut.

De dozen met speciaal gedrukte shirts voor de overwinningsrit door Parijs staan al drie weken klaar. De champagne voor de zondagmiddag op de fiets staat al koud. Primos heeft zelfs al een afspraak bij de tattooshop om naast het grote kruis op zijn rechterarm zijn overwinning te vereeuwigen in zijn huid.

De nummer twee gaat van start. Armen als spaghettistokjes, benen als staalkabels.

Twee minuten later de nummer één.

Het valt direct op dat de man in het geel scheel op zijn fiets zit. Een banaan op een fiets.

Harkend, hortend en stotend knabbelt hij de kilometers weg.

Pogacar vreet ze op. Fietst hij te hard van stapel? Is zijn gierende start slechts jeugdige onbevangenheid? Op het vlakke stuk is hij al tien seconden ingelopen op de nummer één.

De nummer één kan het ritme niet vinden, de moraal vindt hij wel. Hij kan er alleen niet mee uit de voeten.

Zijn aerodynamische helm zit inmiddels zo scheef op zijn hoofd, dat het eerder tellen kost dan oplevert.

Tadej Pogacar 21 lentes jong wisselt soepel zijn tijdrijdfiets voor een ‘normale’ racefiets en rijdt in een moordend tempo de berg op. Niks geen jeugdige onbevangenheid, gewoon een paar klassen beter.

Op de meet is hij 1.21 sneller dan tijdrijdspecialist Tom Dumoulin. Geel, bolletjes en wit. Net geen kwartet, alleen groen ontbreekt.

Roglic komt groen en geel de finish over. Het geel is hij kwijt.

Geen champagne, geen eeuwige roem en geen nieuwe tattoo.

Alhoewel eenieder op de hoogte was van de datum afgelopen vrijdag, de eerste van april, werd er en masse gerekend op subtropisch lenteweer. Helaas. Blauwbekkend stonden de giganten en hun ouders klaar voor deze zespuntenwedstrijd. Bij het scannen van de tegenstander tijdens de warming-up viel direct op dat een aantal van deze jongens vanmiddag nog een wedstrijd met hun eigen team, de D1, moesten spelen.  

Echter, onze jongens van de F12 lieten zich hier geenszins door van de wijs brengen en gingen voortvarend van start. Dit gebeurde overigens wat later dan gepland daar de scheidsrechter nog opgeduikeld moest worden uit het dichtstbijzijnde koffiehuis, en toen hij er uiteindelijk was, iemand nog terug moest voor zijn fluit. Witte sportsokken en instapsloffen had hij wel bij zich. Voortvarend dus.  

Vlak na de aftrap komt Sporting op voorsprong. Na een goede actie van Raoul maakt Abel de 1-0. Dat de tegenstander het fysieke niet schuwt, blijkt direct als Flore in een frontale botsing terechtkomt. Zo’n bulldozer geeft niet mee. De tegenstander dringt aan en dwingt Lars tot zijn eerste redding. Raoul gaat een sprintduel aan, hetgeen een komisch karakter heeft. Waar Raoul zestien stappen zet, zet zijn tegenstander van 1.70 er vier. 1-1. Na een snelle uitbraak schiet de nummer 7 van onze opponent zijn eerste hard via binnenkant paal binnen. De coach van onze tegenstander heeft veel weg van Atletico Madrid coach Simeone, alleen is deze meneer in kwestie nog een tikkeltje drukker en actiever, met het passende stemgeluid daarbij.  
 

Lars voorkomt op geweldige wijze de 2-1. Wat volgt is een scrimmage voor de goal. Alsnog valt de 2-1. Lars geeft een verre trap naar voren waarna Abel een goede actie in huis heeft en Tale laat scoren. Opnieuw krijgt Tale de bal op zijn pantoffel, en niet op die van de scheids welteverstaan. Zijn harde schot laat nogmaals het net vibreren. Ook hun spits, die gek genoeg een totaal ander shirtje aan heeft dan zijn teamgenoten, schiet met scherp. 3-3. 

Martijn krijgt een zeer grote kans om Sporting wederom op voorsprong te schieten, maar de sliding van hun 11-jarige verdediger, komt spijtig genoeg net op tijd. 

Weer een doelpunt van nummer 7. 4-3. Bij de aftrap staan de tegenstanders toch wel op zeker twaalf centimeter afstand. De scheids op sloffen vindt alles best. De tegenstander dringt aan en wil de voorsprong vergroten. Een hoge voorzet vanaf de zijkant wordt door onze doelman keurig weggebokst. 

Sporting breekt uit en een hard schot van Tale wordt ternauwernood met de voet tegengehouden.  

Rust.  

De jongens kunnen even op adem komen en een aantal tegenstanders heeft even de tijd hun eerste baardgroei weg te snoeien.  

Met een goede ingreep van keeper Freek is de tweede helft begonnen. Na een mispeer van diezelfde Freek, die met een sisser afloopt, wordt Martijn hard van achteren onderuit gehaald. De wedstrijd wordt grimmiger, de scheidsrechter afweziger. Na een vlijmscherpe counter maakt de nummer 7 zijn vierde en vervolgens zijn vijfde doelpunt. Een pak op de broek hangt in de lucht. Sporting recht echter de rug en gaat nog voor een gelijkspel. Smerige overtredingen volgen elkaar in rap tempo op. De scheids grijpt wederom niet in. Als Klaas in het gezicht geraakt wordt door een loszittend handje eist Klaas zelf, zeer terecht, de vrije trap op. Een wereldgoal. Een spannend slot hangt niet meer in de lucht, maar is een zekerheid. 

Sporting breekt uit, de aansluitingstreffer is op handen. Echter onze ‘held’ op sloffen fluit tot ieders verbazing en ongeloof af. Toch komt de aansluitingstreffer alsnog. Na een goede corner, denkt hun laatste en grootste man zijn keeper letterlijk een handje te helpen en vangt de bal op de doellijn. De penalty die volgt wordt onberispelijk binnengeschoten. Sporting wil met een laatste krachtsinspanning dat welverdiende punt bewerkstelligen, maar wederom fluit de scheids op een zeer vreemd moment af. Nu definitief.

De penaltyserie winnen we dik, en dik verdiend.

De inzet, wederopstanding en het samenspel zijn noemenswaardig, jammer dat fairplay ver was te zoeken deze druilerige maar enerverende zondagochtend.  

Zodra Lars kon lopen had hij al oren naar de bal. Wat ooit begon met een zachte Nijntjebal is nu een professionele Derbystar, de Bumba sloffen hebben plaats gemaakt voor een paar Adidas wondersloffen en ook het tenue is continue aan verandering onderhevig. Barcelona shirtjes en broekjes zijn vanzelfsprekend favoriet, met name nummer 10. Hetgeen zo nu en dan een flinke strijd oplevert. ‘Ik ben Messi!’ ‘Nee, ik!’

Het is overweldigend en trotsmakend te ervaren met welk plezier hij met zijn vriendjes de wei in huppelt of met zijn vader en broertjes het schoolpleintje op rent.
Toen Lars een jaar of twee was, schoot hij de eerder genoemde Nijntjebal met een dropkick in mijn handen, nu vier jaar later mag hij furore gaan maken in de F12.

Vanuit de Champions League, de pupillen voor de F, is een negental jongens geselecteerd die nu al de stap naar de F’jes mogen maken. Dit betekent overigens ook dat er twee maal per week getraind moet worden. Maandag- en woensdagmiddag dienen pa of ma de jongens keurig op tijd af te leveren. De wedstrijden worden zondagochtend afgewerkt, gelukkig ‘pas’ om 9.00 uur. 

De jongens krijgen zelfs huiswerk mee, deze week stond de schaar naar binnen én de schaar naar buiten op de agenda. Tevens dient een strak dieet te worden gevolgd en moeten de heren op tijd hun mand in! Dat laatste is natuurlijk niet waar, maar zou mij niets verbazen gezien de professionaliteit waarmee er door de trainers gehandeld wordt.

Ook kregen de jongens op hun eerste training een rijk gevulde sporttas van de sponsor. De gevulde envelop van Robert ten Brink is er niets bij.

Zo trots als papa langs de kant staat te blauwbekken, zo trots werd bij thuiskomst de spiksplinternieuwe sporttas geshowd en geopend. Het beeld wanneer Vincent Vega de aktetas in Pulpfiction opengooit en er een goudgelig licht uit tevoorschijn komt, kwam plotsklaps in mij op toen ik Lars zijn nieuwe sporttas zag openen.

Natuurlijk moest direct het gehele tenue worden aangetrokken. Goed voorbeeld doet goed volgen en in negen Utrechtse huiskamers stonden, met dampende pannen op de achtergrond, negen jochies in hun nieuwe wedstrijdtenue te glimmen van trots.

De eerste wedstrijd. 7-3 verlies. Jammer maar helaas? Welnee!

Ondanks de geflatteerde nederlaag viel mij een aantal zaken op. Deze deden mij meer dan goed en stemden mij zeer tevree. De eerste helft verloren de onzen met 5-0, je merkte dat de kleine giganten echt aan elkaar moesten wennen en ook de grootte van het veld was anders dan zij gewend waren. Maar zelfs bij de 5-0 lieten ze de koppies niet hangen, werd er nimmer op elkaar gefoeterd, noch werd de trainer de laan uitgestuurd, evenmin bij de 6-0 en de 7-0. Sterker nog, bij de 7-1 rende de keeper helemaal naar voren om de doelpuntenmaker te knuffelen, op de schouders te nemen en met het hele team over het veld te hossen. Het winnen van de wereldcup kent een mindere beleving. De 7-2 alsmede de 7-3 kenden hetzelfde ritueel. Ook de ouders langs de kant zetten nog net de polonaise niet in, maar het scheelde bar weinig.

Dat er na de gewonnen tweede helft, 3-2, ook nog eens werd gewonnen met het penaltyschieten, hitste het feestgedruis alleen maar verder op. Dat wordt wat als de boys straks echt wedstrijden gaan winnen, kampioen worden en wellicht ooit met ‘De cup met de grote oren’ in handen staan.

Zongebruind en goed gehumeurd zitten we in de volgeladen Volvo. Moeders hanteert zoals gewoonlijk het stuur. Ik zorg vanuit een opgevouwen positie op de achterbank voor de versnaperingen. Drie jongens zitten als drie gebochelden van de Notre-Dame zowat in hun telefoon.  

Plankgas gaan we niet, onze volgeladen aanhangwagen met vijf fietsen daar bovenop laat dit helaas niet toe. 

Ik mijmer wat weg en denk terug aan de heerlijke weken die we al gehad hebben en laat mijn gedachten gaan over wat we nog kunnen verwachten. Onze volgende en laatste stop is een camping aan de Loire. Kastelen, prachtige fietspaden en als het goed is het weer van de afgelopen tijd. Warm. Heet. Gloeiend.  

Hard getoeter wekt mij bruut uit mijn overpeinzingen. Behoorlijk naïef zwaai ik naar de mensen in de passerende auto. Zij zwaaien echter niet terug, maar wijzen met enige paniek naar achteren.  

Oh, denk ik, het zeil dat over het karretje is gespannen zal wel wat los zijn geraakt. Niets om ons zorgen over te maken.  

Een volgende auto passeert. Weer getoeter. Geen gezwaai. Wel weer het wijzen naar achteren.  

Wat maken die mensen zich toch druk over zo’n stukje losgeraakt zeil, denk ik bijna hardop. Onze chauffeuse denkt er ook het zijne van en geeft te kennen dat we de eerste de beste P eraf moeten.  

Uiteraard word je, als je zo’n naar pis meurende parkeerplaats niet nodig hebt, doodgegooid met dergelijke rustplaatsen, heb je er daadwerkelijk een snel nodig? 

Na twintig lange minuten en nog zeker zeven toeterende auto’s en wijzende personen, hebben we dan werkelijk een parkeerplaats te pakken. Ik loop om de auto heen en zie inderdaad dat er een klein hoekje van het zeil is losgeraakt. ‘Wat kunnen mensen zich toch aanstellen,’ zeg ik terwijl ik het stukje plastic aan de rest van gezin laat zien. Maar als ik even verder om het wagentje heenloop zie ik tot mijn schrik dat er toch voor iets anders getoeterd en gewezen is.  

Platte band. De linker band is aan één kant helemaal versleten en volledig plat. Met mijn goede gedrag ga ik met de krik uit de Volvo aan de slag. Spijtig genoeg is de onderkant van de aanhangwagen veel hoger dan de onderkant van de auto en is het karretje nog lang niet ver genoeg omhoog getild wanneer de krik al wel volledig is uitgedraaid. Lekker dan. Met een steen eronder krijg ik het uiteindelijk voor elkaar om de wagen ver genoeg op te tillen en de lekke band te verwijderen. 

Nu de nieuwe band erop. Helaas is een hard opgepompte band veel voluptueuzer dan een lekke band. Maar de krik kan gewoonweg niet verder omhoog.  

Gelukkig heb ik mijn verjaardagscadeau meegenomen. Niet het stel sokken. Wel een Makita accupomp. Hier kan je zelfs autobanden mee oppompen. Met een takje laat ik de goede harde band helemaal leeglopen en nu kan ik de band er redelijk gemakkelijk omheen leggen. Even pompen en klaar. Trots als een pauw sla ik het stof van mijn broek, alleen had ik niet aan het smeer aan mijn handen gedacht. Maar zelfs dat zit mijn trotse gevoel niet in de weg.  

We kunnen weer op reis.  

Een paar uur later dan gepland komen we bij de camping aan. De luchtbel was al redelijk doorgeprikt, maar bij het aanschouwen van deze Duitse bejaarden weide, zakt ons de moed volledig in de schoenen. Dan kijken we voor de zekerheid nog even op de weer-app en zien dat het morgen gaat hozen.

Dit wordt ‘m niet.

We besluiten na een overleg van ongeveer 7 seconden dat we morgen verder reizen.  

De volgende dag rijden we vol goede moed verder naar het noorden. Naar huis. 

Als je eenmaal de beslissing hebt genomen, heb je ook wel weer zin om naar huis te gaan.  

Helaas. Weer getoeter. Weer het wijzen. 

Déjà vu. 

Parkeerplaats op. Lekke band aan de andere kant. Alleen daar stopt de déjà vu. We hebben geen reserveband meer.  

Bellen met de Volvo-service. Binnen dertig minuten staat er een gele laadwagen om af te voeren naar de eerste de beste garage.  

Helaas.

Het is zondag en maandag 15 augustus is het nationale feestdag in Frankrijk. Alles is dus gesloten. Ja, ook alle garages.  

Het eerste de beste hotel in een dorpje waar je anders nooit van je leven zou komen, is een klein stukje paradijs op aarde. Privézwembad, fantastisch ontbijtbuffet, heerlijke wijnen. Elk nadeel heb z’n voordeel.  

Uiteindelijk kunnen we woensdagochtend met twee nieuwe banden onze terugreis voortzetten. Bij het afrekenen zien we dat we in de drie dagen hotel bijna net zoveel hebben uitgegeven als in drie weken kamperen.  

Voor het eerst van mijn leven gaan we op een zonvakantie, volledig georganiseerd door Sunweb.

Nu doet deze eerste zin vermoeden dat het eiland Kos dan ook de volledige week overgoten zou zijn met warme lentezon. Bij het landen wordt echter vanuit de cockpit al aangegeven dat het wat bewolkter is dan ze gewend zijn. Femke, de reisleidster van Sunweb, doet er in de touringcar nog een schepje bovenop.

‘Vorige week was het werkelijk fantastisch weer, helaas moeten we nu rekening houden met een harde wind en wat hardnekkige bewolking.’ Als jullie verder nog vragen hebben, kijk even in de Sunweb-app of je kan een van ons even aanschieten.’

Onbewust denk ik ‘afschieten’. Want een leugentje om bestwil was hier wel degelijk op zijn plaats geweest.

´Vorige week was het hier werkelijk hondenweer. Jullie hebben echt geluk, want zoals het er nu naar uitziet wordt het fantastisch weer. De bewolking zal waarschijnlijk zo wegtrekken.’

Zo kan het ook.

Het valt eerlijk gezegd nog best mee, maar de zon heeft niet steevast de overhand. Jammer. Op een zonvakantie wil je immers dat de zon schijnt. Als je aardbeientaart bestelt, verwacht je toch ook dat er aardbeien in en op je taartje zitten.

Het gaat enkele dagen redelijk. Zondag is fantastisch, maandag valt dan weer wat tegen. De vooruitzichten voor dinsdag zijn hoopgevend.

Valse hoop zo blijkt.

Juist deze dag is gekozen voor een boottrip langs drie eilanden. Een goed begin is het halve werk.

Een slecht begin…? Keurig op tijd melden wij ons op de afgesproken plek bij Anne en Cedric van Sunweb.

De boot waar we eigenlijk mee zouden gaan varen, vertoont mankementen. Dus zijn we uitgeweken naar een ander schip. Een remake van de boot uit The pirates of the Caribbean. Mijn jongens blij, ik kijk verschrikt om me heen hoeveel mensen er wel niet op deze trip meegaan. Wanneer wij onze plek hebben gevonden, een plastic matrasje op het dek, zijn we klaar voor vertrek. Oh nee, toch niet. Ook hier geen soepel draaiende motor. Driekwartier vertraging omdat er ook hier wat geklust moet worden.

Voordat we ons op onze plastic matrasjes hebben genesteld, wordt ook de muziek getest. Nu werden wij al van vals klinkende muziek voorzien door wat meiden die hun kater proberen weg te zingen. Ik hoop oprecht dat zij zich er beter door voelen, dan is het nog ergens goed voor geweest.

Dan worden ze overstemd door de muziek van de boot. Gelukkig, denk ik nog in eerste instantie.

Maar bij de bekende tonen van Zwemmen in Bacardi lemon, gevolgd door Heb je even voor mij, denk ik bijna met weemoed terug aan het kattengejank van mijn brakke buurvrouwen.

Als ik merk dat ze de muziek niet aan het testen zijn, maar continu op standje teringhard laten staan, besef ik dat de kans dat wij dolfijnen gaan spotten net zo groot is als de kans dat de zon nog gaat schijnen. Die droom kan ik dus laten varen. Wij varen overigens nòg niet.

Eindelijk kiezen we het ruime sop. De ene Nederlandse kraker, wordt afgewisseld met het volgende Carnavalsnummer dat weer wordt opgevolgd door een nummer uit de Skihut top 100.

De luidsprekers op kneiterhard kunnen spijtig genoeg het irritante gehinnik van een Engelse dame, al gaat het woord dame hier niet op, niet overstemmen.

Het waait. Het is bewolkt. Soms zelfs een spat regen. Koud. De zon trekt zich verder en verder terug.

De enige zonnestralen die op mij neerdalen komen kneiterhard uit de boxen waar we onder liggen. Zelfs dit goede nummer van Acda en De Munnik kan ik op deze manier niet waarderen.

Juist op dat moment roept Cedric van Sunweb door de microfoon: ‘Lieve Sunweppers, we zijn bijna op het volgende eiland.’ Ik weet niet of de rilling over mijn rug van de kou komt of van de term Sunweppers.

Op het tweede eiland leggen we aan voor een bezoek aan het sponzenmuseum en een lunch.

Vol chagrijn, met een piep in mijn oren en een stijve nek van het steeds maar hoopvol omhoogkijken loop ik als een mak schaap achter de meute aan. Wat een verschrikking.

In het sponzenmuseum vertelt een mevrouw in steenkolen Engels wat over de sponzen en het duiken naar die sponzen. Ik kijk vreemd op als zelfs dit gebroken Engels vertaald moet worden.

Na een weinig te versmaden lunch volgen alle Sunweppers in een niet al te vrolijke polonaise hun weg naar de boot.

Bij het derde eiland wordt eenieder uitgedaagd om ondanks de kou, wind, regen en bewolking toch een duik te nemen. Mijn drie jongens durven de uitdaging wel aan te gaan. Uiteindelijk blijken dat er toch twee te zijn.

Bibberend en klappertandend komen ze boven. Maar ze hebben het gedaan.

Als beloning wacht hen enkele dagen later een Sunny, een knuffel van Sunweb.

Sunny, een mooi aandenken aan een allesbehalve zonnige dag.

De rookpluimen van pakjesboot 12 zijn nog net in de verte zichtbaar of zoonlief staat al ongeduldig trappelend voor me wanneer nou eindelijk de kerstboom komt.  

  

Pa en moe vinden een weekje rust na de Sinterklaasdrukte wel op zijn plaats, dus wordt er afgesproken het volgende weekend de spar in huis te halen. Vorig jaar is de boom tijdelijk op het balkon gestationeerd, maar door de matige zomer en de zachte winter kan hij nog best een jaartje mee.  

Eerlijk gezegd heeft hij wel wat last van een optrekkende naaldgrens en is een goede toupet nog net niet nodig, maar hij staat. Niet te veel aan hem zitten en de ballen nog voorzichtiger dan anders de boom in slingeren. Vanzelfsprekend laat de oudste telg de eerste bal uit zijn vingers glippen, een zelfgeschilderde jaarbal van oma. Alle Actionballen van €0.12 hangen wel keurig op hun plek, dat dan weer wel.  

  

Inmiddels staat de kerstelpee van Bing Crosby te kraken op de achtergrond. Alleen als we de plaat op de ‘Donald Duck-stand’ zetten, het hoogste aantal toeren, is het voor mij nog enigszins te doen. De jongens rollen gierend van het lachen over de grond. In een elpee zit in de regel een mooier geluid dan in een cassette, cd of streamingdienst, maar dan moet hij wel ongeschonden en ongevouwen uit de hoes glijden.  

Helaas.  

Sorry Bing.  

Dankbaar wordt er gebruik gemaakt van een cd met  kersthits, en staat iedereen mee te dansen en te zingen. Het meezingen van een vierjarige met anderstalige nummers is een avondvullend programma met als klapstuk: Feliz Navidad, dat door onze kerstbengel snoeihard wordt mee geblèrd als:   

  

‘Verlies Maria, lalalala, Verlies Maria…’ 

  

Wanneer de boom keurig is versierd, er weliswaar bijna meer naalden op de grond liggen dan dat er in de boom hangen, moeten er voorbereidingen worden getroffen voor het kerstdiner op school. Alle kinderen uit de klas moeten iets lekkers meenemen en wij hebben besloten gezonde rauwkost en zelfgemaakte gehaktballetjes mee te brengen. De oudste besluit met de jongste te gaan spelen en onze kerstbengel helpt mij mee met ballen draaien.   

  

Na een minuut of wat stoot hij mij aan en met een vluchtige, maar welgemikte knik richting zijn broers fluistert hij mij vertederend in het oor:   

  

Wat zijn ze lief aan het spelen hè.’   

  

Even later gevolgd door de even moederlijke woorden:   

  

‘En zo lekker rustig ook.’   

  

Hikkend van de slappe lach draai ik verder tot de 74 balletjes in de juiste vorm zijn gekneed.   

  

Op de avond van het kerstdiner staan alle kinderen, ouders, meesters en juffen in hun nette hemd, blouse of avondjurk buiten op het schoolplein. Daar waar er vorig jaar nog werd gedrongen en geduwd om zo dicht mogelijk bij de vuurkorf te staan, staat men nu met klotsende oksels mierzoete en niet te versmaden Glühwein weg te werken. Een loeikoude Desperado, Mojito of anderszins waren meer op hun plek geweest. Het diner is overweldigend, onze ballen gaan als warme broodjes. De laffe warme broodjes zelf, daar is helaas geen bal aan.  

  

Na het overweldigende diner is het tijd voor enkele optredens in de gymzaal. De gymzaal is spijtig genoeg niet omgetoverd tot een winterwonderland, maar tot de warmste sauna van Utrecht en omstreken. Na wat bikram zingen en bikram danspogingen, vult de gymzaal zich met zweetlucht, dancemoves en kerstjingles. Nìls heeft het wereldrecord luchtgitaarspelen werkelijk verpulverd.   

   

Na nog geen vier meter in de bakfiets verandert onze kerstbengel in een kerstengel en valt moe, maar zeker voldaan in een welverdiende slaap. Ook zijn broers kunnen nog nauwelijks de ogen openhouden. Vechtend tegen de slaap, want Lars is als oudste natuurlijk nog lang niet moe, gaan we huiswaarts. Thuis krijg ik pas echt het gelukkigste kerstmoment. Niets geeft een vader een beter gevoel dan zijn kind slapend op de schouder naar zijn bedje te brengen, hem over zijn engelenhaar te aaien en hem de allergelukkigste kerstkus te geven en dan te fluisteren:  

  

‘Vrolijk kerstfeest, lieve jongen.’  

Carnaval 2020. Geen hossende mensenmassa, geen kilometers bier en geen polonaise.

Die kilometers bier zijn toch niet echt van toepassing op de basisschool van mijn jongens. De rest absoluut wel.

Ieder jaar wordt carnaval afgetrapt met een optocht door de buurt, waarbij de grote trom, drums en bekkens het ritme en dus het tempo bepalen. Helaas. Ook de optocht kan dit jaar geen doorgang vinden.

Dit jaar zou carnaval op een ingetogen manier worden gevierd. Ingetogen. Een woord dat allerminst bij carnaval past. Toch weten mijn drie knapen er wat van te maken, sterker nog, er zal flink worden uitgedost.  

De avond ervoor.

De verkleedkist gaat ondersteboven en binnenstebuiten. Na flink graaien, kijken en passen is onze Benjamin er als eerste uit. Een zwart ninjapak, een bivakmuts en bijpassende zwarte Nikes, worden keurig klaargelegd voor de volgende dag. Er wordt nog even sterk getwijfeld of het Samurai zwaard moet/mag worden meegenomen. Voor de zekerheid ligt dit ‘vlijmscherpe’ plastic attribuut, keurig in de schede, bij het stapeltje kleren.

De middelste telg twijfelt. Dat doet hij over alles. Wat wil je op je brood, met wie wil je vanmiddag afspreken, welke schoenen doe je aan? Diep filosofische levensvragen zijn makkelijker beantwoord.

Uiteindelijk is hij eruit. Hij gaat als boef. Nee, geen Zware Jongen in een zwart-wit gestreept gevangenispak. Maar als een echte gangster. Een mouwloos vest, zodat de sleeves met tatoeages goed uitkomen, overigens moesten deze nog wel even met duct-tape worden vast gezet zodat ze niet naar beneden zakken. Daaronder een strakke spijkerbroek en stoere schoenen. Maar de opsmuk maakt het helemaal af. De haren worden strak achterovergekamd, het oogpotlood van moeders doet dienst als tatoeagepistool. Vakkundig wordt er een traantje onder zijn rechterooghoek getekend en ook de spin in de nek mag niet ontbreken, Thug life op zijn vingers completeren de tatoeages. Twee gouden kettingen en een setje handboeien om een pols en deze gangster is er helemaal klaar voor.

Als ik hem op de foto zet, zie ik dat het belangrijkste is vergeten, maar niet door de gangster zelf.

De blik. De wenkbrauwen zakken en er verschijnt een strenge frons op zijn voorhoofd. Nu is hij echt af.

Zijn oudere broer pakt het net even anders aan. De dag ervoor haakte zijn goede vriend nog af, het idee om als meisje verkleed te gaan, leek hem toch niet zo heel erg stoer. Een andere vriend durfde het wel aan om zich net als Lars te tooien in een strakke legging, kort zwart rokje en een blousje uit vergeten tijden. Ook hier doet de opsmuk weer zijn werk. Twee opgeblazen waterballonnen dienen als buste, waar hij maar niet vanaf kan blijven. Een roze pruik en dito zonnebril maken de boel helemaal af. Even is nog getracht om op roze pumps de blits te maken, maar daar waren zijn voetbalbenen toch echt iets te grof voor. Dan maar op sportschoenen, lipjes getuit en de borstjes vooruit.

En zo vertrokken volledig in hun rol en flink uitgedost De Ninja, toch zonder Samurai zwaard, De Gangster en Larissa voor een ingetogen carnavalsfeest.

Op zaterdagochtend gaat bij ons al jarenlang steevast om zeven uur de wekker. Onze jongste telg moet immers, in navolging van zijn broers, een uurtje later in het zwembad liggen.

In de vrieskou stappen wij gebroederlijk op de fiets, de wind snijdt in ons gezicht, de vingers vriezen van onze handen en de gepaste tegenzin is minstens zo stevig als de tegenwind.

Het contrast met de gure kou kan niet groter zijn. Bij aankomst zweet ik al peentjes van het trappen, maar ik begin pas echt te klotsen als we de hal het zwembad binnentreden. Alsof zeven elektrische dekens en een stuk of wat branddekens over ons heen worden getrokken.

Eerst moeten bij Pelle de schoenen en de sokken uit, bij papa moeten er juist blauwe plasticsokken over de schoenen worden getrokken. Alsof ik nog niet genoeg aan heb. Wanneer de blauwe sokken eindelijk min of meer op hun plek zitten, gaan we de kleedkamer binnen. Het is hier nog net even een paar graden warmer, maar om nu alles uit te trekken wetende dat je enkele minuten later de boel weer kan vertrekken, is ook zowat. Dus blijft de jas aan, de wanten gaan wel uit. Het veel te kleine kleedhokje voelt als een derde jas. Na de zoveelste opvlieger zit Pelle in zijn kleren, hij zwemt voor B, dus ondanks de hitte moeten de kleren toch aan. De bel gaat. Pelle gaat. Papa vertrekt.

Aftellen. Nog vier lessen en dan mag je afzwemmen. Nog drie lessen. Nog twee.

Dan vraagt de badjuffrouw na de les of ik even bij haar kan komen. In het zwembad zelf is het onthaal nog warmer dan in de kleedkamer.

Een ernstige blik, een aai over zijn bol, een korte mededeling: Pelle kan nog niet afzwemmen.

Hij redt de zes meter onder water niet. Ook de afstanden die hij moet afleggen, vallen hem zwaar. Gek hè.

Deze teleurstellingen valt ondanks de hitte, koud op ons dak.

We houden vol en voor dat als hij zijn best blijft doen hij binnenkort echt mag afzwemmen.

Het is wellicht de laatste les voor het mogelijke afzwemmen. Ik ben nog zenuwachtiger dan zoonlief zelf. Als ik de bloedhitte weer instap, wenkt de zwemjuf mij. Het is Pelle helaas niet alle keren gelukt om door het gat te zwemmen. De rest gaat hem inmiddels wel goed af. ‘Laat het anders eens aan papa zien?’ vraagt de juf vriendelijk.

Daar gaat het scharminkeltje.

Teentjes over de rand.

Een sprong die op een duik moet lijken. Automatisch houd ik mijn adem ook in. Hij zwemt en zwemt, het gat komt nu echt dichterbij. Dan is hij er doorheen. De badmeester en -juf zijn minstens zo blij als ik. Niets kan op tegen dat trotse bekkie dat boven water komt. De tweede keer lukt het ook, de derde keer is de koek op en komt hij na een meter of vier al boven water. 

De juf geeft aan dat Pelle het nu een paar keer wel en een paar keer niet heeft gehaald. Hij mag zondag afzwemmen, maar als hij het gat dan niet haalt, krijgt hij slechts één herkansing. Poeh. Streng.

De juf verdwijnt even en komt terug met een sticker van een zeepaard. Met sierlijke letters schrijft zij: ‘Voor Pelle, goed gedaan! Drie keer zes meter onder water gezwommen.’ De juf sluit af met drie krullen, een krul voor iedere keer dat het is gelukt.

De sticker wordt gekoesterd. Hij ligt naast zijn bed en meer dan eens wordt de tekst hardop voorgelezen. Op de zondag van het uur U, wordt de sticker de hele morgen meegedragen.

Pelle is verschrikkelijk gespannen.

Alle goede adviezen van zijn twee oudere broers ten spijt. Een klein spanningsbraakje in de wasbak, is niet verzonnen.

Opa, in zomeroutfit, en oma zijn er. Z’n broers zijn er. Papa en mama zijn er. De spanning is nog allerminst weg. De afstanden gaan goed. Dan de zes meter onder water. Een jongen vooraan redt het niet. Pelle wordt, slim genoeg, door de juf in het midden van de rij gezet. Daar gaat hij. Nu voel ik een spanningsbraakje opkomen. Met moeder is het weinig anders.

Weer dat trotse bekkie. Maar nu op vele gezichten!                 

De temperaturen doen Zuid-Spaans aan, dus de vier keer vijf kilometer tijdens de Scholen Avondvierdaagse zijn allesbehalve een straf.  

Vol goede moed en met stevige schoenen beginnen wij donderdagavond voor de laatste maal aan de prachtige vijf kilometer door onze Domstad.

Onderweg kom ik ogen te kort. Aangezien er vele Utrechtse scholen meelopen, is het erg gezellig en minstens zo gemêleerd. Opa’s met een kleinkind aan de hand, een baby die door de oudere zus wordt voortgeduwd, alle scholen met een eigen T-shirt. Prachtig. Enkele types die wij op onze route tegenkomen zijn zelfs documentaire waardig. 

Voor mij met stip op één de vrijwilligers die zorg moeten dragen voor het veilig bewandelen van de paden, lanen en tussendoorweggetjes. Alhoewel de meesten net hun laatste shot puur dan wel methadon soldaat hebben gemaakt, nemen zij hun taak, soms wat lachwekkend, bloedserieus.  

Verbaasd zie ik hoe een dame op leeftijd vrij agressief, vol overtuiging en met ferme fluittoon gesommeerd wordt om te rijden. De lieverd dondert bijna van haar fiets en maakt haastig en bibberend rechtsomkeert. 

Al gaat het handelen van de vrijwilligers soms wat onhandig, toch niets dan lof en veel respect voor deze vrijwilligers voor hun tomeloze en in sommige gevallen tandenloze inzet!

Bij het passeren van een andere school komt er ongevraagd een walm van goedkope shag, suiker- en snoepgoed mijn neus binnen.

Deze weerzinwekkende lucht neem ik maar wat graag voor lief, ik vertraag zelfs de pas om alle tattoos goed van dichtbij te kunnen bekijken. De ene tijger is nog lelijker dan het andere aarsgewei. Ieder zijn smaak.

Ik ben misschien wel een hele saaie lul, aangezien ik geen tatoeage heb. De helft van de plakplaatjes kan ik niet kan zien, omdat ze verdwijnen onder de vele vetrollen die de lichamen rijk zijn. Deze chronische vorm van overgewicht komt spijtig genoeg bij alle leeftijden voor die ons pad kruisen.

Enkele kinderen lopen halverwege de route al zo krom van al het snoep om hun nek, dat zij bij het finishen direct twee maanden plat zouden moeten met een fikse hernia. ‘Gelukkig’ snoepen ze meer dan de helft onderweg al op, zodat ze die ballast tenminste kwijt zijn. Natuurlijk wordt er bij onze wandelaars ook gesnoept en zijn er zelfs enkele tatoeages te zien. Maar niet in zo’n enorme hoeveelheid.

Verbaasd kijk ik in de rondte. Mijn oog valt op een jongedame met een veel te strak truitje, een bratwurst zit losser in zijn velletje. Ik zie direct dat ze te jong is om in blijde verwachting te zijn, echt blij ziet ze er overigens ook niet uit. De overtollige kilo’s op deze leeftijd raak je immers maar zeer moeilijk kwijt. Met een blikje Red Bull in de ene en een zak zuurtjes in de andere loopt zij op moeder af. Arm kind.

Ik bedenk met plotseling dat haar moeder, die mijn kant op kijkt, misschien mijn zoontje juist een arm kind vindt. Welke vader beloont zijn kind nou niet voor deze prestatie?

Toch wat schuldbewust, koop ik bij de finish een ijsje voor hem. Gewoon eentje, dat dan weer wel.